Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat uit de tekst van het correctiebeleid niet kan worden afgeleid dat de aangiften van de belastingplichtige en zijn fiscale partner samen moeten worden beoordeeld.

Aan de heer X zijn IB-navorderingsaanslagen over 2013 en 2014 opgelegd. Deze resulteren in te betalen bedragen van respectievelijk € 215 en € 20 (met € 25 en € 1 belastingrente). Voor beide jaren is hiermee de aftrek specifieke zorgkosten alsnog gecorrigeerd. In beroep stelt de inspecteur dat de navorderingsaanslag over 2014 moet worden vernietigd omdat het bedrag onder de correctiegrens van € 225 ligt (vgl. HR 26 juni 2020, 19/05091, V-N 2020/31.18). Ten aanzien van 2013 stelt de inspecteur dat het nagevorderde bedrag moet worden beoordeeld vóór de verdeling tussen beide fiscale partners, zodat die aanslag wel terecht is.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat uit de tekst van het correctiebeleid niet kan worden afgeleid dat de aangiften van de belastingplichtige en zijn fiscale partner samen moeten worden beoordeeld. Ook de aanslag over 2013 is dus in strijd met het correctiebeleid en is ten onrechte opgelegd. Het beroep van X is gegrond. Vanwege het overschrijden van de redelijke termijn krijgt X een immateriële schadevergoeding van € 1000. De omstandigheid dat ook bij de fiscale partner is nagevorderd en dat de aanslag over 2014 slechts € 21 is, heeft geen matigende invloed.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 31 augustus

67

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen