De voorziening voor het weduwenpensioen valt volgens Hof Amsterdam vrij na het overlijden van B. Er rust op X bv namelijk geen verplichting (meer) tot het betalen van een weduwenpensioen.

 

Belanghebbende, X bv, heeft een pensioen toegezegd aan haar dga (A). Het pensioen is (gedeeltelijk) in eigen beheer verzekerd. In de pensioenbrief is ook een weduwenpensioen opgenomen voor B, de vrouw van A. In 2006 overlijdt B. De inspecteur is van mening dat het deel van het pensioen dat aan het weduwenpensioen is toe te rekenen in 2006 moet vrijvallen. Rechtbank Haarlem oordeelt dat uit de pensioenbrief en art. 10c onderdeel d Uitv. besl. LB volgt dat de pensioenregeling van X bv ultimo 2006 geen verplichting tot partnerpensioen meer omvat. Het opgebouwde recht op weduwenpensioen moet dan ten gunste van het resultaat vrijvallen.

Hof Amsterdam oordeelt dat slechts betekenis toekomt aan hetgeen in de pensioenbrief is opgenomen. Volgens het hof rust op X bv – gezien het overlijden van B en het feit dat A ultimo 2006 niet was hertrouwd – geen verplichting (meer) tot het betalen van een weduwenpensioen. De voorziening dient dan ook vrij te vallen in het resultaat over 2006. Hieraan doet volgens het hof niet af dat er recht bestaat op omzetting van het weduwenpensioen in ouderdomspensioen. Van deze mogelijkheid is namelijk geen gebruik gemaakt. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen, Vennootschapsbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 27 november

63

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen