Rechtbank Arnhem oordeelt dat er sprake is van een verkapte winstuitdeling nu de fiscale eenheidsdochter D bv het pand aan de DGA van X bv heeft verkocht voor een te lage waarde. 

Belanghebbende, X bv, vormt als moedermaatschappij een fiscale eenheid vennootschapsbelasting met de dochtermaatschappijen D bv, E bv en F bv. Enig aandeelhouder van X bv is A. Op 11 september 2007 verkoopt D bv een pand aan A voor een bedrag van € 1.315.000. D bv heeft deze onroerende zaak in 2005 aangekocht voor € 1.215.000. A verkoopt het pand op 18 december 2007 door aan de zittende huurder voor € 1.550.000. De verkoopprijs is gebaseerd op een taxatierapport van het pand uit 2004.

Rechtbank Arnhem oordeelt dat er sprake is van een verkapte winstuitdeling nu D bv het pand aan A heeft verkocht voor een te lage waarde. De rechtbank acht met de Belastingdienst aannemelijk dat het pand toen D bv het aan A verkocht evenveel (€ 1.550.000) waard was als toen A het twee maanden later doorverkocht. Daarmee staat vast dat D bv de bedoeling had A te bevoordelen (HR 4 september 1996, nr. 31.067, BNB 1997/42). De inspecteur heeft terecht een boete aan X bv opgelegd omdat sprake is van voorwaardelijke opzet.

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 9

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Arnhem

Editie: 27 november

18

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen