Belanghebbende, X, is het niet eens met aanslagen afvalstoffenheffing en rioolheffing van de gemeente Hilversum. In geschil is of voor beide heffingen de gemeente de opbrengstlimiet heeft overschreden.
De Hoge Raad oordeelt dat de gemeente Hilversum met haar wijze van ramen van de begrote lasten en baten van de afvalstoffenheffing is gebleven binnen de voor haar geldende comptabiliteitsvoorschriften. De teruggaven die de gemeente heeft ontvangen van de Gewestelijke Afvalstoffendienst heeft zij gestort in een egalisatiereserve. De Hoge Raad acht de vorming van een dergelijke reserve ook bij de afvalstoffenheffing toegestaan, mits deze maar in het kader van de doelstellingen van de afvalstoffenheffing wordt aangewend, hetgeen hier het geval is (vgl. HR 17 februari 2017, nr. 16/01547, V-N 2017/11.21). Op een ander punt krijgt X wel gelijk. Het hof heeft het standpunt van X verworpen, dat de gemeente tweemaal een last ter zake van belopen omzetbelasting in de begroting heeft opgenomen. De Hoge Raad acht het oordeel van het hof onbegrijpelijk, zonder ontbrekende nadere motivering. Voor de rioolheffing stemt de Hoge Raad in met het oordeel van het hof dat de opbrengstlimiet niet is overschreden. De gemeente heeft een voorzieningsreserve opgebouwd om na verloop van jaren een ‘ideaalcomplex' te bereiken. Van een versnelde afboeking van bestaande voorzieningen, zoals X veronderstelt, is geen sprake. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X gegrond en verwijst de zaak naar Hof Den Haag.
Wetsartikelen: