Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen heeft een nieuw Vraag & Antwoord (V&A) gepubliceerd. V&A 22-002 behandelt de vraag of het vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen fiscaal is toegestaan om de progressieve premiestaffel van het voorgestelde art. 38r Wet LB 1964 toe te passen.
Uit het antwoord blijkt dat de voorgestelde premiestaffel van art. 38r Wet LB niet al kan worden toegepast. Zolang de voorgestelde Wet toekomst pensioenen nog niet in werking is getreden, geldt het huidige fiscale pensioenkader. Onder voorwaarden kan wel een vergelijkbare premiestaffel worden gehanteerd. Hiervoor wordt verwezen naar onderdeel 6.2 van het Staffelbesluit Pensioenen van 20 december 2019, nr. 2019-21333, V-N 2020/6.5.1.
Indien het door de (pensioen)verzekeraar gehanteerde tarief leidt tot een kostprijsstaffel die voor alle leeftijdscohorten ten minste gelijk is aan de voorgestelde premiestaffel van art. 38r Wet LB, dan kan feitelijk een premiestaffel worden gehanteerd die gelijk is aan die voorgestelde premiestaffel van art. 38r Wet LB.
Fiscaal is van belang dat een (pensioen-)verzekeraar daadwerkelijk een tarief voor een nominaal fiscaal maximaal middelloonpensioen vaststelt en dit aanbiedt of zou kunnen aanbieden voor een fictieve middelloonregeling. De pensioenregeling moet daarnaast ook aan alle overige voorwaarden van bijlage V bij genoemd Staffelbesluit voldoen.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 38r