Rechtbank Den Haag oordeelt dat pas sprake is van een marge-auto als deze vanuit het particuliere circuit in het reguliere handelscircuit terecht komt. Het verschil tussen btw-auto's en marge-auto's is voorts geen concreet aanwijsbare onderscheidende eigenschap van de auto zelf.

X bv heeft in 2010, 2011 en 2012 een groot aantal BPM-aangiftes gedaan ter zake van de registratie in het kentekenregister van personenauto's afkomstig uit het buitenland. De verschuldigde BPM is in de onderhavige veertien zaken berekend aan de hand van X-ray koerslijsten met toepassing van de 12% regeling. X bv heeft tegen de voldoeningen op aangifte bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft deze gegrond verklaard. Dit vanwege strijd met het EU-recht (zie HR 2 maart 2012, nr. 11/00785, V-N 2012/14.19). Aldus zijn teruggaven verleend en per gegrond bezwaar is een kostenvergoeding toegekend van € 54,50. Voorts is rente vergoed conform de wettelijke regeling. X bv stelt in beroep dat in de koerslijsten ten onrechte bij ‘Datum 1e toelating' en ‘Datum deel 1a' steeds dezelfde datum is vermeld, waardoor de BPM met 5% moet worden verminderd. Voorts is verzuimd te melden dat het om marge-auto's gaat, waardoor de BPM nog verder moet worden verminderd. De inspecteur bestrijdt alleen dit laatste punt. Rechtbank Den Haag oordeelt dat pas sprake is van een marge-auto als deze vanuit het particuliere circuit in het reguliere handelscircuit terecht komt. Daarvan is in casu nog geen sprake zodat het btw-auto's zijn. X bv stelt dus vergeefs dat de auto's door particulieren zijn gekocht en daarmee marge-auto's zijn geworden. Voor de berekening van de BPM kan ook niet worden aangesloten bij de (lagere) waarde van een marge-auto (conform HvJ EU 19 december 2013, nr. C-437/12, V-N 2014/2.18). Het verschil tussen btw-auto's en marge-auto's is namelijk geen concreet aanwijsbare onderscheidende eigenschap van de auto zelf. De inspecteur moet wel rente vergoeden vanaf de datum van de onterechte betalingen tot de dag waarop de BPM-teruggaven hebben plaatsgevonden (zie HvJ EU 18 april 2013, nr. C-565/11, Irimie). Het beroep van X bv is ook in zoverre gegrond. De onderhavige twaalf zaken zijn samenhangend. De bezwaarkostenvergoeding van € 54,50 per bezwaar is daarom niet te laag. X bv claimt ook vergeefs vergoeding van de werkelijke proceskosten in bezwaar en beroep. De inspecteur heeft zijn beslissing over de rentevergoeding namelijk niet tegen beter weten in genomen en X bv heeft pas in beroep gesteld dat de koerslijsten verkeerd zijn toegepast.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Algemene wet bestuursrecht 7:15

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30f

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Rechtbank Den Haag

1

Gerelateerde artikelen