Rechtbank Den Haag oordeelt dat de kostprijs van de nieuwbouwwoningen in beginsel bestaat uit de boekwaarde - in casu de bedrijfswaarde - van de gesloopte woningen, te vermeerderen met de investeringen ter zake van de nieuwbouw.
Woningcorporatie X sloopt in 2011 sociale huurwoningen in ’s Gravendeel om er (onder andere) nieuwe duurzamere woningen te stichten. Volgens de inspecteur mogen de sloopwoningen voorafgaand aan de sloop worden afgewaardeerd naar de lagere bedrijfswaarde (opstallen inclusief ondergrond). In geschil is of X de opstalwaarde ook nog eens met ruim € 6 miljoen tot nihil mag afboeken. X beroept zich hiertoe op het Warenhuisarrest (HR 21 april 1993, 28.418, V-N 1993/1517, 16). Er is volgens haar namelijk sprake van sloop van in haar bedrijfsuitoefening versleten vastgoed gevolgd door realisatie van nieuw vastgoed op de na sloop vrijgekomen grond.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de kostprijs van de nieuwbouwwoningen in beginsel bestaat uit de boekwaarde - in casu de bedrijfswaarde - van de gesloopte woningen, te vermeerderen met de investeringen ter zake van de nieuwbouw (vgl. HR 28 oktober 1992, 28.374, V-N 1992/3655,11). Het is dus in strijd met goedkoopmansgebruik om de (na afwaardering tot bedrijfswaarde resterende) boekwaarde van de opstallen in één keer in het jaar van sloop ten laste van het resultaat over 2011 te brengen. De sloopwoningen waren ook niet 'versleten' in die zin dat ze niet meer verhuurd konden worden en een nog relatief geringe bedrijfswaarde hadden (vgl. Hof Leeuwarden 23 mei 2007, 1174/04, V-N 2008/2.16). Het maakt ook niet uit dat X op grond van haar volkshuisvestelijke taak (in de toekomst) verplicht was meer duurzamere (huur)woningen aan te bieden en dat renovatie per saldo onrendabel zou zijn of technisch niet haalbaar. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 22 mei