Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het niet in strijd met het EU-recht is dat Hongarije aftrek van de btw-voorbelasting weigert wanneer ten onrechte de verleggingsregeling niet is toegepast. Dat geen sprake is van fraude is hierbij niet van belang.

Het Hongaarse PORR Építési Kft. ontvangt, in het kader van de bouw van een snelweg, facturen met vermelding van btw van haar leveranciers. PORR betaalt de facturen, brengt de btw in aftrek en vraagt om teruggaaf van de btw. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de Hongaarse Belastingdienst vast dat de facturen betrekking hebben op een hoofdactiviteit van bouw, en dat hierop de verleggingsregeling van toepassing is. De leveranciers hadden de facturen volgens de Belastingdienst dan zonder btw-vermelding moeten opstellen, of moeten vermelden dat de verleggingsregeling van toepassing is. Volgens de Belastingdienst heeft PORR geen recht op aftrek van de btw. De Hongaarse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het niet in strijd met het EU-recht is dat Hongarije aftrek van de voorbelasting weigert wanneer ten onrechte de verleggingsregeling niet is toegepast. Het Hof van Justitie EU overweegt hierbij dat niet van belang is dat geen sprake is van fraude. Ook hoeft de Belastingdienst volgens het Hof van Justitie EU niet te onderzoeken of de leverancier de btw kan terugbetalen. Alleen wanneer blijkt dat terugbetaling van de ten onrechte gefactureerde btw onmogelijk of uiterst moeilijk is, zoals bijvoorbeeld bij insolventie van de leverancier, mag de dienstontvanger volgens het Hof van Justitie EU zijn verzoek tot terugbetaling rechtstreeks richten tot de Belastingdienst.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 15 april

18

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen