Belanghebbende, X bv, oefent een notarispraktijk uit. In 2012 betaalt X bv loon van € 161.414 uit aan A, haar enige werknemer. X bv is het niet eens met de crisisheffing die zij in verband hiermee is verschuldigd.
Rechtbank Noord-Holland (MK, 9 december 2014, AWB 14/2149, V-N Vandaag 2014/2592) oordeelt dat X bv de crisisheffing is verschuldigd. Volgens de rechtbank is de wetgever niet getreden buiten de ruime beoordelingsvrijheid die hem toekomt bij het opstellen van wettelijke regelingen. Verder merkt de rechtbank nog op dat de crisisheffing is opgenomen in het begrotingsakkoord van 26 april 2012, en dat op dat moment de drempel voor de crisisheffing van € 150.000 nog niet was overschreden. Ook is de wetgever volgens de rechtbank niet buiten de hem toekomende beoordelingsvrijheid getreden door de crisisheffing alleen te beperken tot inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking. Daarbij acht de rechtbank van belang dat er (in eerste instantie) sprake is van een eenmalige loonsomheffing.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO). Lees ook het thema Eindheffingen: Loonbelasting heffen van de werkgever.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 32bd