Belanghebbende, X, is een waterschap. X is eigenaar van een afvalwaterzuiveringsinstallatie waarvan zij de exploitatie in het kader van een publiek-private samenwerking heeft uitbesteed aan een private partij. In geschil is of deze publiek-private samenwerking in de weg staat aan de toepassing van de WOZ-uitzondering voor waterzuiveringsinstallaties. Art. 2 lid 1 aanhef en onderdeel h Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet WOZ eist immers dat de installatie wordt beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen.
De Hoge Raad oordeelt dat een afvalwaterzuiveringsinstallatie die wordt geëxploiteerd door een private onderneming toch kan delen in de WOZ-uitzondering voor waterzuiveringsinstallaties. Ook indien een overheidsinstelling gebruikt maakt van een wettelijke mogelijkheid de exploitatie van een afvalwaterzuiveringsinstallatie aan een rechtspersoon over te laten, blijft die installatie in gebruik voor het vervullen van haar publieke taak en is de WOZ-uitzondering van toepassing. Verder oordeelt de Hoge Raad dat het hof de reikwijdte van de WOZ-uitzondering te beperkt heeft opgevat door enkel de onderdelen die rechtstreeks verband houden met de zuivering daarin te betrekken. De Hoge Raad oordeelt dat onder de uitzondering vallen (i) alle werken die tot de afgebakende onroerende zaak behoren en die rechtstreeks ten dienste staan aan het zuiveren van riool- en ander afvalwater alsmede (ii) de onderdelen die nodig zijn om die werken overeenkomstig hun bestemming te laten functioneren (vlg. HR 21 september 2001, nr. 35502, BNB 2001/378). De Hoge Raad verklaart het principale cassatieberoep van X gegrond en het cassatieberoep van B. en W. ongegrond, hetgeen betekent dat het voorwaardelijk ingestelde incidentele cassatieberoep van X vervalt.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken 2-1-h
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hoge Raad
Editie: 3 oktober