Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv niet in het bewijs slaagt dat de hoogte van het gebruikelijk loon lager is dan de normbedragen waar de inspecteur vanuit is gegaan.

Belanghebbende, X bv, verricht consultancy- en beheersactiviteiten. In 2009 tot en met 2012 heeft X bv slechts één klant. Haar omzetten zijn respectievelijk € 35.606, € 62.132, € 66.301 en € 59.997. Het loon dat aan haar directeur en enig aandeelhouder in die jaren is uitbetaald is € 8.580, € 17.280, € 16.590 en € 17.570. Hij is haar enige werknemer. In 2009 en 2010 werkte de dga elders als buschauffeur met een loon was € 8.901 en € 297. In geschil is of de inspecteur het gebruikelijk loon van de dga terecht heeft vastgesteld op € 17.803 (2009), € 31.066 (2010), € 33.150 (2011) en € 29.998 (2012). Voor de berekening van het gebruikelijk loon is de afroommethode toegepast.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv niet in het bewijs slaagt dat de hoogte van het gebruikelijk loon lager is dan de normbedragen waar de inspecteur vanuit is gegaan. X bv heeft namelijk geen enkel inzicht verschaft in het loon dat werknemers met een soortgelijke dienstbetrekking genieten. Het is niet van belang dat X bv om haar moverende redenen een laag salaris van € 30 per uur heeft uitbetaald en dat geen pensioenvoorziening is getroffen. Als de dga in deeltijd zou hebben gewerkt, dan is dat voorts op zichzelf geen reden om de normbedragen met een deeltijdfactor te verminderen (zie HR 10 juni 2005, nr. 40.890, V-N 2005/30.14). Het beroep van X bv is ongegrond.

 

Lees ook het thema over Gebruikelijk loon en verzekeringsplicht DGA.

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 12a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 3 oktober

12

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen