Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X geen recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting. X overlegt namelijk geen dividendnota’s, zodat zij niet aannemelijk maakt dat, en zo ja hoeveel, Nederlandse dividendbelasting is ingehouden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 Wet RO).
Het Duitse beleggingsfonds X verzoekt om teruggaaf van de ingehouden dividendbelasting over het tijdvak 1 mei 2004 - 30 april 2006. De inspecteur wijst dit verzoek af. Volgens X heeft zij, op grond van het EU-recht, recht op teruggaaf van de dividendbelasting, omdat zij vergelijkbaar is met een fbi. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het Duitse X geen recht heeft op teruggaaf van de ingehouden dividendbelasting. X is namelijk niet bereid om een vervangende betaling te doen als bedoeld in het Deka-arrest van de Hoge Raad van 23 oktober 2020 (nr. 16/03954, V-N 2020/54.14).
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X geen recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting. X overlegt namelijk geen dividendnota’s, zodat zij niet aannemelijk maakt dat, en zo ja hoeveel, Nederlandse dividendbelasting is ingehouden. Daardoor is ook niet komen vast te staan dat de teruggevraagde belasting ten laste van X is ingehouden. Aan de vraag of X objectief vergelijkbaar is met een fbi, komt het hof niet meer toe. Het gelijk is aan de inspecteur. X gaat in cassatie en stelt daarbij dat dividendnota’s bij ingezeten fbi’s ‘hoogst zelden’ worden opgevraagd, dat zij alleen structureel opgevraagd worden bij vrijgestelde lichamen en dat dit van algemene bekendheid is. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie, na conclusie van A-G Wattel, zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 Wet RO).
Lees ook het thema Beleggingsinstellingen.
Wetsartikelen:
Wet op de dividendbelasting 1965 1
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 28
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 63
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Dividendbelasting, Vennootschapsbelasting
Editie: 25 maart
Informatiesoort: VN Vandaag