Belanghebbende, X bv, behoort tot het Zorg van de zaak-concern en is actief op de markt van arbeid en gezondheid. In 2014 wordt een samenwerkingsverband aangegaan met stichting Q. Q heeft ten doel de bevordering van de gezondheidszorg in het algemeen en recht op toepassing van de VPB-zorgvrijstelling (art. 5 lid 1 onderdeel c Wet VPB 1969). Eind 2014 wordt Q omgezet in een bv (Q bv) en houdt X bv de aandelen in Q bv. X bv en Q bv vormen vervolgens een fiscale eenheid. In geschil is of de VPB-zorgvrijstelling van toepassing is op Q bv en of Q bv voldoet aan de winstbestemmingseis (art. 4 Uitv. besl. VPB 1971). Rechtbank Den Haag oordeelt dat Q bv niet voldoet aan de winstbestemmingseis en dat de zorgvrijstelling niet van toepassing is.
Hof Den Haag oordeelt dat Q bv niet voldoet aan de winstbestemmingseis. Uit de statuten blijkt namelijk dat het resultaat ter vrije beschikking staat van de algemene vergadering van aandeelhouders. De statuten stellen geen beperkingen aan de hoedanigheid van de aandeelhouder voor wat betreft de aanwending van de winst in de vorm van een winstuitkering. Van belang is dat de statuten de mogelijkheid openlaten dat Q bv haar winstreserves uitkeert aan X bv, bijvoorbeeld na het beëindigen van haar medische werkzaamheden. Dit terwijl X bv niet kwalificeert voor toepassing van de zorgvrijstelling. De winst kan dan ook worden aangewend voor andere doeleinden dan ten bate van een op grond van art. 5 lid 1 onderdeel c Wet VPB 1969 vrijgesteld lichaam of een algemeen maatschappelijk belang. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971 4
Besluit fiscale eenheid 2003 5
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 20
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15ae
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 5