Het onlangs verschenen eindrapport van de Adviescommissie belastingheffing van multinationals is, alhoewel gedegen, niet opzienbarend te noemen. Wie uitkeek naar een rapport met vernieuwende ideeën en fundamentele oplossingsrichtingen, wacht een teleurstelling. Dat is jammer, maar zeker niet onbegrijpelijk, vindt Daniël Smit. "Gezien de onderzoeksvraag was de speelruimte van de Commissie beperkt."

Op weg naar balans in de vennootschapsbelasting

De Adviescommissie werd in de zomer van 2019 op verzoek van de Tweede Kamer ingesteld om de volgende vraag te onderzoeken: met welke maatregelen kunnen we ervoor zorgen dat multinationals in Nederland eerlijker belasting betalen waarbij Nederland wel aantrekkelijk blijft voor Nederlandse hoofdkantoren? De commissie werd een relatief korte tijd gegund van een half jaar om met een advies te komen. Met enkele maanden vertraging heeft de Tweede Kamer het eindrapport 'Op weg naar balans in de vennootschapsbelasting' op woensdag 15 april ontvangen. Een kabinetsreactie volgt deze zomer.

Zelfzeker met een open einde

Smit, fiscalist bij EY en bijzonder hoogleraar aan de Tilburg University, typeert het rapport als ‘zelfzeker’ maar signaleert tegelijkertijd een behoorlijk ‘open einde’-gehalte op zowel internationaal als nationaal vlak. “De Commissie is zich bewust geweest van de beperkingen van de onderzoeksvraag. Met het tweeledig karakter van ‘eerlijker belasten’ en ‘behoud van een aantrekkelijk vestigingsklimaat’ heeft men dapper op een dunne lijn gebalanceerd. Dat zie je terug in het rapport. De Commissie erkent dat een eerlijker systeem van belastingheffing van multinationals met alleen nationale maatregelen maar beperkt haalbaar is. De sleutel ligt bij internationale samenwerking. Nederland moet hier volgens de Commissie in voorop lopen, maar hoe ver die samenwerking zou moeten gaan, daar gaat de Commissie niet uitvoerig op in. Die vraag vereist immers politieke keuzes. Voor diverse nationale maatregelen die in het rapport worden aanbevolen, ontbreekt binnen de Commissie consensus, moet nog nader onderzoek worden gedaan of hangt de uitkomst af van – wederom – politieke keuzes. Het aantal concrete basisaanbevelingen is per saldo daarom vrij beperkt. Dat is enerzijds jammer, maar gelet op de beperkte speelruimte van de Commissie niet onbegrijpelijk.”

Internationale samenwerking een lastige kluif

De sleutel voor eerlijker belasten met behoud van een aantrekkelijk vestigingsklimaat ligt dus bij internationale samenwerking. Dat Nederland hierin voorop zou moeten lopen, zoals de Commissie aangeeft, vindt Smit een prima streven. Maar hoe realistisch is die internationale samenwerking?

"Er is de afgelopen jaren veel tot stand gekomen." Smit wijst op het BEPS-project van de OESO en de Europese anti-belastingontwijkingsrichtlijnen ATAD1 en ATAD2. "Alle maatregelen die hieruit voortvloeiden, zien echter allemaal op het bestrijden van misbruik en belastingontwijking en op het verbreden van de belastinggrondslag. Bij eerlijker belasten gaat het echter ook om de fundamentelere kwestie van een internationale herverdeling van heffingsrechten. Dat zie je terug in het vervolg van het BEPS-project, BEPS 2.0, waarmee de OESO een herziening voorstelt van het internationale winstbelastingsysteem om de problemen van de gedigitaliseerde economie het hoofd te bieden. Eensgezindheid hierover is lastig, omdat de herverdeling tot ’winning countries’ maar ook tot ’losing countries’ zal leiden. Bovendien is de vraag op basis van welke factoren je een herverdeling van heffingsrechten vaststelt. Houd je vast aan kapitaal en arbeid, of erken je dat omzet in het land van bestemming ook heffingsrechten rechtvaardigt? Dat geldt ook voor bijvoorbeeld het voorstel van de Europese Commissie voor een gemeenschappelijke geconsolideerde belastinggrondslag, CCCTB, binnen de EU. Neemt niet weg dat internationale harmonisatie door middel van geconsolideerde heffing in mijn ogen de wenselijke route voor de toekomst is, tenminste, als je niet alleen aan symptoombestrijding wil blijven doen."

Second best basismaatregelen

In het rapport presenteert de Commissie een basispakket van zeven nationale maatregelen die leiden tot grondslagverbreding in de vennootschapsbelasting met oog voor het vestigingsklimaat. Over dit basispakket bestaat binnen de Commissie overeenstemming en het pakket voldoet aan de onderzoeksvraag. “Ik kan de basisaanbevelingen goed plaatsen,” zegt Smit, “maar strikt genomen zijn deze second best. Het komt waarschijnlijk neer op nog meer complexiteit in de vennootschapsbelasting en het loslaten van basisprincipes, zoals het totaalwinstbeginsel en het draagkrachtbeginsel. Kijk bijvoorbeeld naar de voorgestelde aftrekbeperking op aandeelhouderskosten. Deze maatregel gaat verder dan wat we tot nu toe gezien hebben in de strijd tegen internationale belastingontwijking. Deze kosten horen namelijk wel gewoon in Nederland thuis. Het gevolg is dat je Vpb moet betalen over winst die je niet hebt behaald. Dit druist in tegen het fiscale draagkrachtbeginsel en het territorialiteitsbeginsel. Je raakt daarmee het fundament van de vennootschapsbelasting.”

“Van belang is verder ook dat de maatregelen niet discrimineren,” vervolgt Smit. “Anders loop je al snel aan tegen de EU-bepalingen van vrij verkeer en staatssteun. “Zo zal het kabinet bijvoorbeeld goed moeten kijken of het voorstel voor aanscherping van de bestaande CFC-maatregel, Unierechtelijk houdbaar is. Natuurlijk speelt ook de ‘per element’-benadering een rol. Als je bijvoorbeeld binnen de fiscale eenheid voor de voorgestelde aftrekbeperking van aandeelhouderskosten de concernwinst in aanmerking neemt, waardoor je meer aftrekruimte hebt, moet je dit mogelijk ook in grensoverschrijdende situaties toestaan. De maatregel zal dan aan effect inboeten.”

Over te nemen maatregelen

De kabinetsreactie op het rapport staat op de planning voor deze zomer. Smit sluit niet uit dat het kabinet enkele maatregelen uit het rapport zal overnemen. “Ik verwacht een aanpak van het informeel kapitaal. De voorgestelde maatregel om de neerwaartse verrekenprijscorrecties van de winst in Nederland achterwege te laten als er geen corresponderende opwaartse verrekenprijscorrectie van de winst in het andere land tegenover staat, ligt in lijn met ATAD2 en is een makkelijke aanbeveling om over te nemen. Bovendien worden vanuit de wetenschap en politiek al langere tijd kritische vragen gesteld bij deze infokapleer. Verder kan ik mij voorstellen dat het kabinet de aanbeveling voor aanscherping van de bestaande CFC-maatregel overneemt. Afgelopen december zijn de lidstaten namelijk binnen de EU Gedragscodegroep op politiek niveau overeengekomen om ten aanzien van landen die op de Europese zwarte lijst staan, verscherpte antimisbruikmaatregelen te introduceren. Een verscherpte CFC-maatregel wordt daarbij als voorbeeld genoemd. Zo bezien denk ik dat de ontwikkelingen binnen de Gedragscodegroep en de aanbevelingen in het rapport elkaar kunnen versterken. Daarbij verwacht ik wel dat de reikwijdte beperkt zal worden tot echte meerderheidsbelangen in de ‘Controlled Foreign Company’ die gevestigd is in een laagbelastend land. Als je ook minderheidsdeelnemingen onder de verscherpte CFC-maatregel brengt, treedt er direct weer spanning op met het vrije verkeer onder het EU-recht.

En als er in internationaal- of EU-verband niet snel overeenstemming komt over een eerlijker belastingheffing van de digitaliserende economie, sluit Smit ook de komst van een Nederlandse of Europese digitaledienstenbelasting niet uit. “De Commissie plaatst in het rapport de nodige kanttekeningen bij een digitaledienstenbelasting en geeft aan dat een dergelijke belasting hooguit als een te treffen interim-maatregel moet worden overwogen. Hoewel een digitaledienstenbelasting zeker geen schoonheidsprijs verdient, is het wel een heffing met een potentieel aanzienlijke opbrengst; van alle voorgestelde maatregelen brengt deze heffing volgens de raming van de Commissie het meeste op. Nu digitale dienstverleners er in de huidige coronacrisis bepaald niet bekaaid vanaf komen, zal het mij niet verbazen als straks juist digitale ondernemingen de aangewezen partij zijn om mee te betalen aan de kosten van deze crisis.”

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws, Interviews

Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting, Internationaal belastingrecht

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

5

Gerelateerde artikelen