De gemeenschappelijke (geconsolideerde) heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting moet volgens de Europese Commissie bijdragen aan economische groei en belastingontwijking verder tegengaan. Die twee gestelde doelen blijken in de praktijk echter niet of nauwelijks haalbaar.
C(C)CTB
Op 25 oktober 2016 kondigde de Europese Commissie met een herintroductie van het Common Consolidated Corporate Tax Base (CCCTB)-voorstel uit 2011, de
plannen aan (zie ook
TaxVisions editie 4 november 2016) voor een ingrijpende hervorming van het vennootschapsbelastingstelsel binnen de EU. De Commissie stelt een stapsgewijze aanpak voor: eerst de gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCTB) en vervolgens consolidatie (CCCTB). Tijdens de Ecofinraad van 7 en 8 november 2016 benadrukte EU-commissaris Moscovici vier elementen uit het CCCTB-voorstel die afwijken van het eerdere voorstel uit 2011. Ten eerste de verplichtstelling voor bedrijven met een totale geconsolideerde groepsopbrengst van meer dan € 750 miljoen per jaar. Ten tweede is daar de superaftrek voor innovatie en als derde het over de grens wegstrepen van verliezen tegen winsten. Tot slot is er nog de aftrek voor nieuw eigen vermogen.
Opmaat
Jeroen van Strien (Senior tax manager Bureau Vaktechniek EY en docent aan de VU Amsterdam) geeft aan dat CCTB duidelijk een opmaat is voor CCCTB. "Beide voorstellen liggen in elkaars verlengde. Die opmaat blijkt met name uit de tijdelijke verliescompensatie bij CCTB. Komt de ‘C' van consolidatie erbij dan is er volledige grensoverschrijdende verliesverrekening binnen de EU en vallen onderlinge transacties binnen een groep tegen elkaar weg. Het voorstel kent ten opzichte van het CCCTB-voorstel uit 2011 wel een aantal anti-misbruikbepalingen , maar deze voegen niet zoveel toe gezien de in juni 2016 onder Nederlands EU-voorzitterschap aangenomen anti-belastingontwijkingsrichtlijn (ATAD). Opvallend is wel de ‘herintroductie' van de switch-overclause in het CCTB-voorstel. Deze bepaling heeft de eindstreep van ATAD niet gehaald, is met veel pijn en moeite uit deze richtlijn onderhandeld en komt nu alsnog via een omweg terug."
Kritisch
In de onlangs verschenen
BNC-fiche laat het kabinet zich uiterst kritisch uit over de CCTB en CCCTB voorstellen. Het kabinet is voor het tegengaan van belastingontwijking, maar tegen een volledige grondslagharmonisatie. Het CCTB-voorstel wijkt zo zeer af van de huidige Nederlandse Vpb-systematiek, dat een dergelijk dermate ingrijpend nieuw systeem ongewenst is. Ook de inbreuk op de fiscale soevereiniteit van Nederland is een belangrijk pijnpunt. Iets wat Hans van den Hurk al benadrukte in een
eerder artikel voor TaxLive over de herlancering van CCCTB. Bovendien heeft het kabinet grote twijfels over de twee door de Europese Commissie gestelde doelen: economische groei en het tegengaan van belastingontwijking.
Van Strien onderschrijft voor een groot deel de standpunten van het kabinet en benadrukt dat de twee doelen niet of nauwelijks haalbaar zijn.
Vage economische groei
De door de Europese Commissie uitgevoerde impactanalyse laat een verwaarloosbare additionele economische groei zien binnen de EU bij een budgetneutrale implementatie. Dat kan alleen als 16 lidstaten, waaronder Nederland, hun Vpb-tarief verhogen. Het Nederlandse vpb-tarief zou moeten stijgen met 4%-punt. Volgens Van Strien is het echter maar zeer de vraag of lidstaten hiertoe bereid zijn. Hij acht dit heel onwaarschijnlijk. Volgens het kabinet houdt de Commissie geen rekening met het feit dat lidstaten tariefsverhogingen niet zullen willen doorvoeren. Recentelijk heeft minister Dijsselbloem, tijdens het Wekelijks Gesprek op RTL Z, zelfs aangegeven dat Nederland het Vpb-tarief waarschijnlijk zal moeten verlagen, om internationaal concurrerend te blijven. Ook de verlaging van nalevingskosten is waarschijnlijk een overschatting, aangezien een deel hiervan al via ATAD is gerealiseerd.
"De hele impactanalyse pakt wel héél rooskleurig uit", aldus Van Strien. Je zou bijna gaan denken dat is toegeschreven naar de conclusie dat de EU als geheel en alle lidstaten afzonderlijk erop vooruitgaan, maar de procentuele toename van de economische groei en andere grootheden is dermate klein, dat de werkelijkheid snel anders kan zijn. Dit geldt in het bijzonder gelet op de veronderstellingen die aan het model ten grondslag liggen. Zo wordt in de impactanalyse ook niet ingegaan op de incidentele administratieve lasten voor belastingplichtigen en de incidentele uitvoeringskosten, en evenmin op de duur van de aanloopperiode."
Het te rooskleurig voorstellen van zaken is ook iets wat het kabinet signaleert in de BNC-fiche: ‘Aangezien de inhoud van het voorstel niet wezenlijk is veranderd, zullen verschillen qua economische impact vooral voortkomen uit de gehanteerde model veronderstellingen.'
Het is opvallend dat de economische effecten in het oorspronkelijke CCCTB-voorstel uit 2011 voor Nederland nog negatief uitpakten, terwijl de Europese Commissie Nederland in het nieuwe voorstel – dat maar weinig verschilt van het oorspronkelijke voorstel − een lichte stijging van het Bruto Binnenlands Product (BBP) toeschrijft. "Toch merkwaardig dat bij een nagenoeg gelijk gebleven situatie onze economie er op vooruitgaat", geeft Van Strien aan, "terwijl Nederland dan wel het vpb-tarief met 4% moet verhogen vanwege de budgetneutrale implementatie. Bovendien houdt de Commissie in de cijfers helemaal geen rekening met negatieve economische effecten door bijvoorbeeld het afschaffen van de innovatiebox (zoals voorgesteld in het CCTB-plan)."
Marginaal doel
Ook de toegevoegde waarde van C(C)CTB voor het tegengaan van belastingontwijking pakt marginaal uit. Van Strien legt uit: "C(C)CTB als middel tegen belastingontwijking/misbruik is overbodig. ATAD (anti-belastingontwijkingsrichtlijn) bevat daarvoor al veel goede maatregelen en inmiddels ligt er ook al een conceptvoorstel om ATAD aan te scherpen met een verdere aanpak van hybride mismatches met (derde) landen."
Kritiekpunten
Los van het niet behalen van de gestelde doelen van de Europese Commissie heeft Van Strien ook nog enkele andere kritiekpunten. "De Europese Commissie blijft bijvoorbeeld vasthouden aan de samenstelling van de verdeelsleutel (omzet, materiële vaste activa en arbeid) voor het verdelen van de geconsolideerde winst over de lidstaten waar een concern actief is. Als in deze verdeelsleutel geen immateriële en financiële activa worden meegenomen dan pakt dit – zoals het kabinet terecht stelt in de BNC-fiche – nadelig uit voor Nederland als innovatieland en als handelsland met een grote dienstverleningssector. Dat was destijds ook al het bezwaar. Nu de verdeelsleutel uit het oorspronkelijke CCCTB-voorstel ongewijzigd is overgenomen, zijn de bezwaren dus nog precies hetzelfde."
"En dan transfer pricing, vervolgt Van Strien. "In het CCCTB-voorstel vallen onderlinge transacties binnen de EU tegen elkaar weg. Transfer pricing mag dan binnen een Europese groep niet meer relevant zijn, maar een beetje groep heeft ook vestigingen in derde landen en juist daar zit veel transfer pricing-problematiek. Het probleem binnen de EU is door het volgen van de OESOrichtlijnen voor verrekenprijzen al niet groot en wordt nog eens kleiner bij de implementatie van de BEPS-voorstellen van de OESO en G20. Sluit de EU bij deze voorstellen aan dan is er al helemaal weinig ruimte voor manipulatie met verrekenprijzen binnen de EU. CCCTB zou dus een relatief klein verrekenprijsprobleem oplossen, zeker na implementatie van alle BEPS-maatregelen."
Aftrek eigen vermogen
Alhoewel er maar weinig positiefs is te melden over C(C)CTB ziet Van Strien nog wel één lichtpunt in de vorm van de voorgestelde aftrek voor nieuw eigen vermogen. Zoals betoogd in
een artikel voor TaxLive uit 2013, is hij hier voorstander van. "Een aftrek voor eigen vermogen is economisch aantrekkelijk, omdat je – bij een juiste implementatie - alleen overwinst gaat belasten. Maar een voordeel van een eigen vermogen-aftrek weegt hoe dan ook op dit moment niet op tegen alle nadelen van een gemeenschappelijke (geconsolideerde) heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting. C(C)CTB is voor een dergelijke aftrek niet nodig, want dit kan – desgewenst – ook in een afzonderlijke richtlijn worden voorgesteld."
Bron: Redacteur Marit Muller
4