Een ondernemer beëindigt een gedeelte van zijn onderneming. Over de daarmee behaalde boekwinst moet hij afrekenen. De doorschuiffaciliteit kan hij niet benutten omdat er geen sprake is van volledige staking. Ook kan hij geen herinvesteringsreserve vormen, zo oordeelt Hof Den Bosch.
De zaak (18 mei 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2192) gaat als volgt. Een agrariër houdt zich bezig met pluimvee, een gevogeltefokkerij, paarden en akkerbouw. Hij verkoopt zijn pluimveebedrijf en wil herinvesteren in de paardentak. Bij de aangifte IB/PVV 2012 vormt hij voor de boekwinst bij verkoop van het pluimveebedrijf en de pluimveerechten (€ 632.263) een herinvesteringsreserve (HIR). De inspecteur weigert de vorming van de HIR. Omdat de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard gaat de agrariër in hoger beroep bij het hof. Het hof moet twee vragen beantwoorden:
- Kan voor de boekwinst een HIR worden gevormd?
- Kan de doorschuifregeling van artikel 3.64 Wet IB 2001 worden toegepast?
De eerste vraag beantwoordt het hof ontkennend. De agrariër wil de verkoopopbrengst investeren in de paardentak. Volgens het hof is het vormen van een HIR alleen mogelijk als die paardentak één objectieve onderneming vormt met de gestaakte activiteiten. Daar was gelet op de omvang van de paardentak geen sprake van.
Ook de tweede vraag beantwoordt het hof ontkennend. De doorschuiffaciliteit kan alleen worden toegepast bij algehele staking van de onderneming en dat is hier niet het geval.
Belang voor de praktijk
De regeling van de HIR is neergelegd in artikel 3.54 wet IB 2001. Een HIR kan worden gevormd voor de gerealiseerde boekwinst op het gestaakte deel van de onderneming. Hierdoor voorkomt een ondernemer dat hij direct moet afrekenen met de fiscus. Het vormen van een herinvesteringsreserve is alleen toegestaan als de ondernemer een voornemen heeft om in het jaar van vervreemding of in één van de drie daarop volgende jaren een herinvestering te gaan doen. Wanneer hij een vervangende investering doet, moet hij de HIR in mindering brengen op de aanschafprijs van de vervangende investering.
In artikel 3.64 van de Wet IB 2001 is de zogeheten ‘doorschuifregeling’ neergelegd. De met de staking behaalde winst wordt nog niet belast als de ondernemer aannemelijk maakt dat hij die winst binnen een bepaalde periode (stakingsjaar + 1 jaar) herinvesteert in een onderneming. Deze periode kan op verzoek worden verlengd indien de herinvestering door bijzondere omstandigheden is vertraagd.
Beide regelingen boden geen soelaas voor deze ondernemer. Uiteraard kan de ondernemer die zijn onderneming (gedeeltelijk) staakt gebruik maken van een derde regeling die directe belastingheffing over de stakingswinst voorkomt. Wij doelen dan op de mogelijkheid de stakingswinst (en oudedagsreserve) om te zetten in een lijfrente.
Lees ook de thema's Herinvesteringsreserve: onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfsmiddelen en Stakingswinst.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden