Op 17 januari 2017 heeft de staatssecretaris van Financiën een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend dat beoogt de Europese richtlijn voor de uitwisseling van landenrapporten met autoriteiten van andere EU-lidstaten voor zover nodig om te zetten in Nederlandse wetgeving. Bovendien bevat het voorstel aanvullende details over het zogeheten ‘secondary filing'-mechanisme voor landenrapporten.

Automatische uitwisseling van landenrapporten

Het voorstel voorziet onder andere in het mogelijk maken van automatische uitwisseling met bevoegde autoriteiten van andere lidstaten van een landenrapport dat door een rapporterende entiteit die inwoner is van Nederland aan de inspecteur is verstrekt. Het gaat dan om een of meer lidstaten waarvan – volgens de informatie in het landenrapport – een of meer groepsentiteiten van de multinationale groep van de rapporterende entiteit fiscaal inwoner zijn, of waarin die entiteiten aan belasting zijn onderworpen met betrekking tot de activiteiten die via een vaste inrichting worden uitgeoefend.
 
Het landenrapport dient te worden verstrekt binnen vijftien maanden na de laatste dag van het verslagjaar van de multinationale groep waarop het landenrapport betrekking heeft. Een uitzondering wordt gemaakt voor het landenrapport dat betrekking heeft op het eerste verslagjaar van de multinationale groep dat begint op of na 1 januari 2016, waarbij een maximum van achttien maanden wordt gesteld voor de verstrekking.
 
De lidstaten dienen de richtlijn uiterlijk 4 juni 2017 te hebben omgezet, zodat deze met ingang van 5 juni 2017 kan worden toegepast.

Voorgestelde wijzigingen aan bepalingen inzake het landenrapport

Momenteel moet een in Nederland gevestigde groepsentiteit die niet de ‘uiteindelijke moederentiteit' of ‘surrogaat moederentiteit' van een multinationale groep (‘mno-groep') is, een landenrapport indienen als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
  • De uiteindelijke moederentiteit van de mno-groep is niet verplicht om in het rechtsgebied waarvan zij fiscaal ingezetene is een landenrapport in te dienen.
  • In het rechtsgebied waarvan de uiteindelijke moederentiteit fiscaal ingezetene is, geldt een lopende internationale overeenkomst waarbij Nederland partij is. Er is echter geen in werking zijnde overeenkomst tussen de bevoegde autoriteiten van die staat en Nederland die voorziet in de automatische uitwisseling van landenrapporten.
  • De inspecteur heeft de groepsentiteit in kennis gesteld van een systematische nalatigheid van de staat waarvan de uiteindelijke moederentiteit fiscaal ingezetene is.
Wanneer een van de bovenstaande situaties zich voordoet, zal het onder dit wetsvoorstel mogelijk worden om een groepsentiteit die is gevestigd in een van de lidstaten aan te wijzen als de rapporterende entiteit voor het indienen van het landenrapport namens alle groepsentiteiten in de lidstaten. Door middel van de automatische uitwisseling van de landenrapporten tussen de lidstaten zal hierop het rapport automatisch worden uitgewisseld tussen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten.
 
Wanneer een in Nederland gevestigde groepsentiteit wordt aangewezen als de rapporterende entiteit, dient deze haar uiteindelijke moederentiteit te verzoeken om haar alle nodige informatie te verstrekken om te kunnen voldoen aan deze verplichting. Indien de uiteindelijke moederentiteit de betreffende vereiste informatie niet verstrekt, bericht de aangewezen Nederlandse rapporterende entiteit de Nederlandse belastingautoriteiten daarover. Desondanks moet deze entiteit onverminderd binnen twaalf maanden na de laatste dag van een verslagjaar een landenrapport verstrekken aan de inspecteur met alle informatie die in haar bezit is. Dit is het eerdergenoemde secondary filing-mechanisme.
 
In het wetsvoorstel staat expliciet dat in het landenrapport voor elk land waarin de mno-groep actief is geaggregeerde informatie moet worden opgenomen. Met deze aanpassing zal definitief een einde komen aan de onduidelijkheid die tot nog toe in de praktijk bestaat over de vraag of inkomsten uit transacties met gelieerde partijen binnen hetzelfde land op geconsolideerde of geaggregeerde basis in het landenrapport moeten worden opgenomen.
 
Voorts zal de notificatieverplichting betreffende welke entiteit in welk land het landenrapport zal verstrekken worden uitgebreid met de notificatie door een aangewezen rapporterende entiteit, naast de al bestaande notificatieverplichting voor de surrogaat of de uiteindelijke moederentiteit.
 
Daarnaast wordt voorgesteld om het toepassingsbereik van de sancties uit te breiden tot het niet voldoen aan de notificatieverplichtingen (eveneens bij opzet of grove schuld), naast de huidige sancties die slechts betrekking hebben op het niet, niet tijdig, niet volledig of niet juist nakomen van de verplichting tot het verstrekken van het landenrapport door de rapporterende entiteit waarbij sprake is van opzet of grove schuld.
 
Nadat het wetsvoorstel is aangenomen, treedt deze wet in werking op 5 juni 2017 en vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot het eerste verslagjaar van de mno-groep dat begint op of na 1 januari 2016.
 
 

Bron: KPMG Meijburg

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting

17

Gerelateerde artikelen