In een nader commentaar stelt de NOB 25 vragen over de nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging bij het wetsvoorstel excessief lenen bij eigen vennootschap (35 496). Verder heeft de Orde in een bijlage een lijst gegeven met vijf vragen uit het NOB-commentaar van 12 januari 2021 die nog niet beantwoord zijn.
In het nader commentaar stelt de Orde onder meer vragen over de situatie waarin een recht van vruchtgebruik op aandelen rust. Het eerder gegeven antwoord van de staatssecretaris vindt de Orde onduidelijk. De Orde wil daarom verduidelijking via antwoorden op twee door de Orde gegeven voorbeelden.
Ook verneemt de Orde graag de visie van de staatssecretaris op de volgende belangrijke kwestie. In WFR 2021/163 gaan P.M. de Boer en R.E.F.M. van der Vloet in hun artikel ‘Knelpunten bij de samenloop van de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap en het technisch aanmerkelijk belang’ in op de doorwerking van onderhavig wetsvoorstel naar de technisch aanmerkelijkbelangregeling van artikel 17, lid 3 onderdeel b jo. artikel 18, lid 5 Wet VPB 1969. In onderdeel 4.3 suggereren zij in de laatste alinea dat er een ongerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt tussen een buitenlandse aandeelhouder van een buitenlandse holding die excessief heeft geleend van haar Nederlandse dochtervennootschap, en een Nederlandse aandeelhouder met een Nederlandse holding die excessief heeft geleend van haar Nederlandse dochtervennootschap. In het eerste geval is artikel 17 lid 3 onderdeel b Wet VPB 1969 potentieel van toepassing, in het tweede geval in het geheel niet.
Bron: NOB
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Inkomstenbelasting