Zorginstellingen werken steeds vaker en intensiever samen. De ervaring van PwC is dat vaak één partij de verantwoordelijkheid heeft voor de coördinatie van de zorg in het samenwerkingsverband. In een recent arrest oordeelt Hof Amsterdam over de dienstverlening van een stichting die is opgericht om de samenwerking tussen verschillende zorginstellingen voor eerstelijns diabeteszorg (zogeheten ketenzorg) vorm te geven. Het Hof is van oordeel dat de dienstverlening van deze stichting btw-belast is. Naar aanleiding van deze uitspraak raadt PwC zorginstellingen in samenwerkingsverbanden aan om te onderzoeken of onderlinge dienstverlening tot btw-heffing leidt.
Stichting met enkel coördinerende taken
In de zaak die voorlag bij het Hof was sprake van een stichting die de coördinerende taken binnen de ketenzorg op zich nam. Alle feitelijke zorg werd verricht door andere partijen in het samenwerkingsverband (huisarts, diëtist, oogarts enzovoorts). De stichting ontving voor al deze zorg per jaar per cliënt een totaalbedrag van de zorgverzekeraar. Van dit bedrag hield de stichting 10% in als vergoeding voor haar eigen activiteiten en betaalde ze de rest door aan de samenwerkende zorginstellingen voor de door hen verrichte zorg.
Het Hof oordeelt dat de stichting btw moet voldoen over het bedrag dat bij haar achterblijft. De btw-vrijstelling voor medici kan volgens het Hof op dit bedrag namelijk niet van toepassing zijn, omdat deze alleen geldt voor werkzaamheden die voortkomen uit een directe zorgrelatie met de patiënt. De stichting heeft zelf echter geen direct contact met de diabetespatiënten.
Gevolgen voor de praktijk
In de praktijk ziet PwC veel samenwerkingsverbanden die op bovenstaande wijze zijn vormgegeven, bijvoorbeeld:
- ketenzorg voor mensen met een chronische ziekte (diabetespatiënten, hartpatiënten enzovoorts);
- integrale geboortezorg waarbij verloskundigen, kraamverzorgers en gynaecologen samenwerken;
- wijkteams die de totale WMO-zorg of jeugdzorg in een gemeente op zich nemen.
Vaak is in dergelijke samenwerkingsverbanden één partij verantwoordelijk voor de coördinatie van de samenwerking en kan deze partij in ruil hiervoor aanspraak maken op een (aanvullende of hogere) vergoeding. Het risico bestaat dat deze vergoeding of een deel daarvan btw-belast is. Vaak kunnen de andere samenwerkingspartners deze btw niet in aftrek brengen en maakt de btw de zorg duurder.
PwC lijkt hierbij van belang dat het Hof er in zijn arrest de nadruk op legt dat de stichting zelf geen feitelijke zorg verricht of contact heeft met de patiënt. Wellicht komt een partij eerder in aanmerking voor een vrijstelling van btw als zij niet alleen coördineert maar ook zelf feitelijke zorg verricht. Dit is echter niet met zekerheid uit het arrest af te leiden.
Advies PwC
PwC raadt instellingen die participeren in samenwerkingsverbanden in de zorg aan om kritisch te beoordelen of zij als onderdeel van de samenwerking ook ondersteunende diensten verrichten aan elkaar (bijvoorbeeld coördinerende diensten).
Bron: PwC
2