Ouders die bij de rechtbank in Rotterdam het besluit van de Belastingdienst aanvochten om de kindertoeslagen terug te vorderen, kwamen op de zitting soms "met hele schoenendozen met informatie" aan. Ze werden daartoe vooraf aangemoedigd door de rechtbank zelf, omdat de afdeling Toeslagen amper informatie verstrekte over zowel het eerste besluit de toeslag "op nihil" te zetten als ook het bezwaar dat de ouders ertegen instelden.

Voormalig bestuursrechter Roeland Cooijmans zei woensdag tegen de enquêtecommissie die het fraudebeleid onderzoekt, dat de Rotterdamse rechters een eigen koers volgden die lijnrecht inging tegen de "alles-of-niets" benadering van de Belastingdienst. Cooijmans leverde fikse kritiek op de manier waarop de Belastingdienst omging met de ouders, die op de rechtbankzitting vaak nóg niet wisten wat er fout was gegaan. Herstel van de gegevens kon niet en de dienst toonde zich "niet flexibel" voor argumenten of bewijs van de ouders.

Cooijmans en zijn collega's vonden de volledige terugbetalingen van vaak tienduizenden euro's "niet redelijk en niet proportioneel" vooral omdat het veelal ging om een kleine tekortkoming die jaren eerder was ingevuld, zoals een verkeerde postcode, geboortedatum of het ontbreken van een uurtarief. In alle zaken die hij destijds behandelde, is Cooijmans geen fraude tegengekomen.

Ook de strikte manier waarop de Wet op de Kinderopvang uit 2004/ 2005 werd uitgelegd, was volgens Cooijmans onjuist. Die was zo dwingend dat er geen ruimte was voor een andere uitleg. Medio 2013 gaf Cooijmans de ouders gelijk, maar de zaak ging naar de Raad van State. Die koos in 2014 de kant van de overheid, tot "grote teleurstelling" van Cooijmans.

Hij had een half jaar eerder tijdens een informele bijeenkomst met de Raad van State juist de kwalijke en onredelijke gevolgen voor ouders benadrukt en ook dat Rotterdam grote zorgen had over de veel te lange bezwaarfase en de karige motivering van de Belastingdienst. "Je kon een speld horen vallen." De kwestie zou daarna intern besproken worden. Cooijmans hoorde er niks meer over, totdat uit de uitspraak bleek dat de harde lijn overeind stond. "Het was zo verdrietig voor de ouders".

Pas in 2019 stapte de hoogste bestuursrechter van de dwingende lijn af. Cooijmans denkt dat dit kwam door de aandacht in de media. Hij gaf de Kamercommissie nog mee dat in deze affaire "externe signalen niet hebben geleid tot een bijstelling". Hij vindt dat bij de juridische uitleg moet worden uitgaan van de bedoeling van de wet, zoals altijd in de memorie van toelichting wordt gemeld.

Bron: ANP

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Toeslagen en zorgverzekeringswet

1139

Gerelateerde artikelen