Het Hof van Justitie EU oordeelt dat Bulgarije in strijd met het EU-recht handelt door een geldboete op te leggen aan BBM omdat zij geen kassabonnen heeft uitgereikt voor door haar verrichte verkopen, wanneer wegens deze inbreuk reeds een bestuurlijke dwangmaatregel is opgelegd.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het in strijd met het EU-recht is dat Letland de datum waarop ten onrechte COVID-steun aan Toode is geweigerd niet aanmerkt als de datum waarop de steun is toegekend. Dit geldt voor de situatie waarin na het verstrijken van die termijn in een rechterlijke beslissing wordt vastgesteld dat die weigering onrechtmatig is.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het in strijd met het EU-recht is dat Bulgarije het verzoek tot opschorting van de verzegeling van een bedrijfsruimte, in verband met onregelmatigheden met betrekking tot de BTW, slechts toetst aan de hand van het criterium of de tenuitvoerlegging ernstige of moeilijk te herstellen schade kan veroorzaken.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het in strijd met het EU-recht is dat de Zweedse Belastingdienst de diensten die Högkullen AB voor haar dochterondernemingen verricht in het kader van het actieve beheer van deze dochterondernemingen in alle gevallen beschouwt als één enkele prestatie.
Advocaat-generaal Kokott concludeert dat voor de BTW-heffing niet is vereist dat een belastingplichtige een eigen rechtspersoonlijkheid heeft. Wel moet de belastingplichtige een eigen rechtsbevoegdheid bezitten.
De minimumbelasting heeft een zeer beperkte invloed op de effectiviteit van fiscale regelingen. Dit schrijft Staatssecretaris Van Oostenbruggen van Financiën aan de Eerste en Tweede Kamer.
Minister Heinen van Financiën heeft de kwartaalrapportage over de lopende EU-wetgevingsvoorstellen van het tweede kwartaal van 2025 op het terrein van Financiën naar de Tweede Kamer gestuurd.
De Kennisgroep deelnemingsvrijstelling beantwoordt de vraag of een kapitaalstorting van een belastingplichtige in haar deelneming, leidt tot de verhoging van het opgeofferde bedrag van deze deelneming ontkennend. De kapitaalstorting is in deze casus verricht op instigatie van de tophoudster van de groep waartoe de belastingplichtige behoort, zodat de deelneming vervolgens haar schuld aan een zustervennootschap voldoet.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X BV niet de vereiste aangifte heeft gedaan en de navorderingsaanslagen berusten op redelijke schattingen. Een uitzondering geldt voor een post van € 12.500 voor 2011. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
In een casus met betrekking tot de jaren 2022 en 2023 werkt de Kennisgroep reorganisatiefaciliteiten en fiscale eenheden uitgebreid een casus uit waarbij antwoord wordt gegeven op de vraag hoe moet worden omgegaan met rente die op grond van art. 15b Wet VPB 1969 is voortgewenteld.