Rechtbank Den Haag oordeelt op basis van de voorgelegde feiten dat het heffingsrecht over de uitkeringen uit een stamrecht aan een inwoner van de VS in dit geval volgens de verdragsbepalingen toekomt aan Nederland.
De zaak (6 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8461) verloopt als volgt. Een man heeft in 2007 zijn ontslagvergoeding ondergebracht in een stamrecht-BV. In februari 2017 emigreert hij naar de Verenigde Staten en ontvangt vanaf dat moment stamrechtuitkeringen uit zijn in Nederland gevestigde BV. In 2017 ontvangt hij een bedrag van € 1.672.248 uit de BV en in 2018 € 1.463.217.
De man is van mening dat de heffing over deze uitkeringen is toegewezen aan de VS en geeft de bedragen niet op als belast inkomen in zijn aangifte inkomstenbelasting in Nederland. Volgens hem vallen de uitkeringen onder het pensioenartikel van het verdrag. De inspecteur is het daar niet mee eens en betrekt beide bedragen in de aanslagen 2017 respectievelijk 2018. Bovendien brengt hij daar boven op belastingrente in rekening van € 99.455 respectievelijk € 56.705.
In de procedure voor de rechtbank bepleit de man dat een deel ter grootte van 52% van de stamrechtuitkeringen kan worden aangemerkt als ‘pensioen en andere soortgelijke beloningen’ in de zin van art. 19 lid 1 Verdrag. Hij baseert dit op het feit dat dat 52% (€ 1.420.641) van de totale waarde van de ontslagvergoeding (€ 2.730.153) was bestemd om te dienen als overbrugging tot zijn pensioen. Ter onderbouwing hiervan verwijst hij naar notities uit de tijd dat er over de ontslagvergoeding met zijn toenmalige werkgever werd onderhandeld.
De rechtbank meent dat aan de hand van de door de man overlegde bewijsstukken niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat de vergoeding (ten dele) had gestrekt te voorzien in een overbrugging tot het pensioen. Ook het feit dat de man ten tijde van zijn vertrek nog vijftien dienstjaren had te gaan, en de gehele ontslagvergoeding in een tijdsbestek van twee jaar in de vorm van stamrechten is uitgekeerd, duiden er volgens de rechtbank op dat geen sprake was van een overbrugging. De rechtbank stelt de inspecteur in het gelijk.
Belang voor de praktijk
Normaal gesproken vallen de uitkeringen uit een goudenhanddrukstamrecht helemaal niet onder het pensioenartikel, maar onder het verdragsartikel over niet-zelfstandige arbeid. Hier zou dat dan zijn art. 16 Verdrag. Alleen als de ontslagvergoeding is afgestemd op en ertoe strekt te voorzien in de behoefte aan levensonderhoud vanaf de datum van beëindiging van de dienstbetrekking tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd ('overbruggingspensioen') kan sprake zijn van toepassing van het pensioenartikel van art 19 lid 1 Verdrag. Hetzelfde geldt als de ontslagvergoeding is toegekend ter verbetering van onvoldoende pensioenrechten.
Bron: Legal & Tax Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Internationaal belastingrecht