De teller van het aantal bezwaren tegen WOZ-beschikkingen staat volgens de waarderingskamer op 7,2%. Omdat nog niet alles is verwerkt, loopt dit percentage nog op. Opvallend is dat het nu al ruim twee keer zoveel is als vorig jaar. De uitvoering van de Wet WOZ bevindt zich dan ook in een perfect storm.

Landelijk is de WOZ-waarde gemiddeld met 17% gestegen en het aanbod van no-cure-no-pay-bezwaar is ruimschoots onder de aandacht gebracht met reclames op televisie en radio. Daarnaast heeft de Hoge Raad (zie V-N 2022/24.13) beslist dat het lagere tarief per 1 juli 2021 van de waarde per punt proceskostenvergoeding voor WOZ en BPM-zaken in strijd is met het discriminatieverbod, waardoor doorprocederen in beroep beter wordt vergoed. Combineer dit met personeelsgebrek bij gemeenten en het is gemakkelijk te voorspellen dat een groot deel van de bezwaren zeker niet in het lopende kalenderjaar wordt afgehandeld.

Dit is niet geheel verwonderlijk. Gemeenten laveren in de behandeling van de bezwaren tussen pragmatische afspraken en principiële weerstand. Al veel langer worden werkafspraken gemaakt met de grootste no-cure-no-pay-bureaus over de invulling van de bezwaarprocedure, maar ook over bijvoorbeeld de hoogte van proceskostenvergoedingen. Een voor mij nieuw fenomeen daarin is de ‘schriftelijke hoorzitting’, een aanvulling van het bezwaar op papier in plaats van een hoorzitting, maar die dus wel als hoorzitting wordt geteld voor de proceskostenvergoeding. Dit is een wonderbaarlijke ontwikkeling, want de hoorzitting zou immers een tweerichtingsgesprek moeten zijn, gericht op het verkrijgen van inzicht in elkaars standpunt. Aan de andere kant verschuilen gemeenten zich soms achter formalistisch gedrag. In een recent voorbeeld, waarvan ik via LinkedIn kennis nam, is een gemeente bereid om de stukken van het dossier digitaal toe te zenden aan (de gemachtigde van) de belanghebbende, onder voorwaarde dat eerst aan de balie van het gemeentehuis een verzoek daartoe wordt gedaan. Weliswaar bestaat voor de dossierstukken alleen een inzagerecht, maar op deze manier de wet uitvoeren, komt neer op pestgedrag en is een overheidsorganisatie onwaardig.

De voorstellen voor Prinsjesdag 2023 zullen in elk geval twee maatregelen bevatten die de proceskostenvergoeding in de WOZ aangaan. De eerste is het voorstel de proceskostenvergoeding alleen nog aan de belanghebbende zelf uit te keren in plaats van aan de gemachtigde, zoals nu meestal het geval is. Achterliggend idee is om de zichtbaarheid van de veroorzaakte kosten te vergroten bij de belanghebbende die dan een (betere) afweging zou kunnen maken tussen de opbrengst en de kosten. De grote vraag is evenwel hoe de Staatssecretaris van Financiën het recht van cessie gaat beperken dat in beginsel voor alle vorderingen geldt. Daarnaast zal het veronderstelde leereffect van deze maatregel op zijn best alleen voor de toekomst werken. De andere maatregel is een apart regime voor de proceskostenvergoeding in WOZ- en BPM-zaken. Uit het aangehaalde arrest volgt dat de Hoge Raad voor een dergelijk onderscheid tussen verschillende bestuursrechtzaken een deugdelijke motivering verwacht. Een in september 2022 aangekondigd vervolgonderzoek, uit te voeren door het WODC, naar de kosten en inkomsten van de no-cure-no-paybranche zou daarvoor de basis kunnen zijn. Het is echter de vraag of dat onderzoek vóór Prinsjesdag 2023 beschikbaar is. Iedereen heeft het immers druk.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Dossiers: Prinsjesdag 2023

204

Gerelateerde artikelen