Belanghebbende, X, is met twee compagnons voor gelijke delen mede-eigenaar van 20 gereguleerde huurwoningen. De WOZ-beschikkingen voor alle 20 woningen zijn aan X bekendgemaakt, waardoor hij belastingplichtig is voor de verhuurderheffing en deze heffing verschuldigd is over de gemiddelde huurwaarde van 10 woningen (na aftrek van de heffingsvrije voet voor 10 woningen). X voldoet voor 2013 een bedrag van € 193 aan verhuurderheffing, maar stelt daartegen vervolgens rechtsmiddelen in. Door woningen in mede-eigendom uitsluitend in aanmerking te nemen bij degene aan wie de gemeente toevallig de WOZ-beschikking bekend maakt (in dit geval X), ontstaan volgens X willekeurige en onredelijke uitkomsten, c.q. een voor hem buitensporige last. Hof 's-Hertogenbosch beslist in navolging van Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat de keuze van de wetgever om aan te knopen bij de bekendmaking van WOZ-beschikkingen moet worden geacht te zijn gebaseerd op overwegingen van eenvoud en doelmatigheid. Er kan volgens het hof wel een ongelijke behandeling van gelijke gevallen ontstaan, omdat de bekendmaking van WOZ-beschikkingen van gemeente tot gemeente kan verschillen, maar dat onderscheid is volgens het hof niet van redelijke grond ontbloot.
Volgens Advocaat-generaal Wattel werkt de verhuurderheffing onredelijk uit in situaties van mede-eigendom. De A-G meent dat het gelijkheidsbeginsel dubbel wordt geschonden, zowel bij het al dan niet ontstaan van de belastingplicht en het al dan niet (meermalen) gelden van de voetvrijstelling, als bij het ontbreken van regres van de willekeurig belastingplichtige op zijn medegerechtigden. Als de gemeenten hun adresseringsbeleid voor WOZ-beschikkingen baseren op leeftijd, is er bovendien nog sprake van leeftijdsdiscriminatie. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep van X gegrond te verklaren en X teruggaaf te verlenen van € 193.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Verhuurderheffing
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 1 februari