Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat de uitgaven onzakelijk zijn. Het hof overweegt daarbij dat X bv geloofwaardig verklaart dat nagenoeg het hele pand te huur wordt aangeboden.

A houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. X bv koopt in 2001 een bouwkavel in Portugal van E. Tevens komen X bv en E overeen dat E een landhuis op de kavel zal realiseren. Eind 2001 wordt de kavel geleverd aan A. Bij het opleggen van de IB- en VPB-aanslagen 2003 - 2006 aan A en X bv, gaat de inspecteur er vanuit dat A steeds de eigenaar van het landhuis is geweest. De inspecteur merkt de kosten die X bv heeft gemaakt daarom aan als uitdelingen aan A. A en X bv zijn het daar niet mee eens. Uiteindelijk bereiken A, X bv en de inspecteur ter zitting van Hof Amsterdam op 5 december 2012 een compromis. Partijen komen onder andere overeen dat X bv de economische eigenaar van het pand is, dat A in 2003 en 2004 € 8250 aan huur betaalt en dat in de jaren 2005 - 2009 geen huur in rekening wordt gebracht. Over de cijfermatige uitwerking van het compromis kunnen partijen echter geen overeenstemming bereiken. In zijn uitspraak van 11 april 2013 werkt het hof een en ander cijfermatig uit. Vervolgens vindt er ook overleg plaats over de aanslagen voor de jaren 2007 en 2008. Over deze aanslagen wordt geen overeenstemming bereikt, waarop de inspecteur stelt dat de verliezen die X bv op de investeringen in het pand heeft geleden, als uitdelingen moeten worden aangemerkt. De inspecteur stelt daarbij dat het in 2012 bereikte compromis niet voor de jaren 2007 en 2008 geldt, omdat geen overeenstemming over de cijfermatige uitwerking is bereikt. Rechtbank Gelderland oordeelt dat partijen in 2012 een compromis hebben bereikt. De rechtbank wijst er daarbij op dat er in de vaststellingsovereenkomst geen opschortende voorwaarde is opgenomen. Aangezien er geen sprake is van dwaling of van een wilsgebrek is de inspecteur dan ook aan het compromis gebonden. Een en ander houdt dan in dat X bv ook in 2007 en 2008 eigenaar is van het pand, en dat geen huur in rekening wordt gebracht. De beroepen van X bv zijn gegrond.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat de uitgaven onzakelijk zijn. Het hof overweegt daarbij dat X bv geloofwaardig verklaart dat nagenoeg het hele pand te huur wordt aangeboden aan derden. Dat het pand niet steeds verhuurd is geweest, komt doordat het pand gebrekkig is opgeleverd, en er in de regio een forse brand heeft gewoed. Gezien deze omstandigheden is het hof ook van mening dat een deel van de door X bv gemaakte kosten betrekking heeft op onderhoud, en dat de stelling van de inspecteur, dat alle kosten zijn gemaakt ter verbetering van het pand, incorrect is. Het hof is het met X bv eens dat er geen sprake is van uitdelingen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 1 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen