Rechtbank Noord-Nederland handhaaft de aan een woningcorporatie opgelegde aanslagen rioolheffing ondanks een kleine overschrijding van de opbrengstlimiet.
Woningcorporatie, X, heeft bij het begin van het belastingjaar 2014 de eigendom van 680 in de gemeente Loppersum gelegen percelen. De heffingsambtenaar heeft X voor deze percelen de in geschil zijnde aanslagen rioolheffing opgelegd.
Volgens Rechtbank Noord-Nederland blijkt uit de wetsgeschiedenis en de tekst van art. 228a Gemeentewet dat het de bedoeling van de wetgever is dat de geraamde baten van de rioolheffing de lasten daarvan niet mogen overtreffen. De bewijslast van de feiten die overschrijding van de opbrengstlimiet onderbouwen rust op X. De onderbouwing van X leidt er toe dat de raming van de baten en lasten slechts in zoverre dient te worden aangepast dat de geraamde lasten met€ 4851 moeten worden bijgesteld. Dit leidt echter tot een dermate marginale overschrijding van de opbrengstlimiet dat de rechtbank daaraan geen gevolgen verbindt. Noch ten aanzien van de rechtsgeldigheid van de Verordening rioolheffing 2014, noch ten aanzien van de hoogte van de aanslagen (vgl. Hoge Raad 3 november 1999, nr. 34 616, BNB 1999/448). Ook het beroep van X op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Voor de ongelijke behandeling van de voor de rioolheffing vrijgestelde kerken en woningen bestaat er een objectieve en redelijke rechtvaardigingsgrond. De beroepen van X zijn ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 11 juni