De Hoge Raad oordeelt dat X nv in 2010 een liquidatieverlies ten laste van haar resultaat kan brengen. Toetsing of aan de niet-voortzettingseis is voldaan, moet namelijk plaatsvinden op het moment dat de vereffening van het ontbonden, overdragende lichaam is voltooid.

Belanghebbende, X nv, houdt de aandelen in het Indonesische B. In 2002 draagt B een deel van haar activiteiten over aan een met X nv verbonden lichaam (K). Eind 2003 worden de aandelen in K verkocht aan een lichaam dat niet is verbonden met X nv. Medio 2004 wordt het liquidatietraject van B gestart, waarna B uiteindelijk in 2010 wordt geliquideerd. X nv claimt in haar VPB-aangifte 2010 een liquidatieverlies van € 10,8 mln. X nv stelt hierbij dat er geen sprake is van voortzetting van de vroegere onderneming van B door een met haar verbonden lichaam in de zin van art. 13d lid 9 onderdeel b sub 2 Wet VPB 1969. Volgens X nv is namelijk van belang dat de aandelen D ten tijde van de ontbinding en vereffening van B werden gehouden door H, een niet-gelieerde vennootschap. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X nv in 2010 geen liquidatieverlies ten laste van haar resultaat kan brengen. Uit de wetsgeschiedenis moet volgens de rechtbank namelijk worden afgeleid dat de verbondenheid op het moment van de voortzetting direct na overdracht van de ondernemingsactiviteiten moet worden beoordeeld (in 2002). Hieraan doet niet af dat tijdens de parlementaire behandeling niet expliciet is vermeld op welk moment de verbondenheid zou moeten worden getoetst. Het gelijk is aan de inspecteur. X nv stelt sprongcassatie in.

De Hoge Raad oordeelt, in navolging van A-G Wattel, dat X nv in 2010 een liquidatieverlies ten laste van haar resultaat kan brengen. De Hoge Raad overweegt hierbij dat, nu niet duidelijk uit de wettekst volgt naar welk tijdstip aan de niet-voortzettingseis wordt voldaan, de uitleg van art. 13d lid 9 onderdeel b Wet VPB 1969 zo goed mogelijk moet worden toegesneden op het oneigenlijke gebruik dat de wetgever heeft willen bestrijden en op de wijze die hem daarbij voor ogen heeft gestaan. De Hoge Raad stelt vervolgens vast dat de toetsing of aan de niet-voortzettingseis is voldaan moet plaatsvinden op het moment waarop het liquidatieverlies op zijn vroegst in aanmerking wordt genomen. Volgens de Hoge Raad moet deze toetsing dan plaatsvinden op het moment dat de vereffening van het ontbonden, overdragende lichaam is voltooid. Het gelijk is aan X nv.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 11 juni

Carrousel: Carrousel

21

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen