X is, na uit Duitsland gekregen informatie, geïdentificeerd als betrokkene bij een in Liechtenstein gevestigde Stiftung of Anstalt. Hiervan heeft de inspecteur X bij brief met dagtekening 22 juni 2009 op de hoogte gesteld. Aan X worden uiteindelijk met dagtekening 31 oktober 2011 de in geschil zijnde (navorderings)aanslagen IB/PVV, VB en de bijbehorende boetebeschikkingen opgelegd. Het beroep van X wordt ongegrond verklaard. X komt in hoger beroep.
Hof Amsterdam beslist dat de (spontaan) vanuit Duitsland verkregen inlichtingen mogen worden gebruikt ter onderbouwing van de navorderingsaanslagen en de boeten. Voor latere jaren acht het hof het niet aannemelijk dat de buitenlandse tegoeden X' vermogen definitief hebben verlaten. Bij de bepaling van het werkzaamhedenresultaat (box 1) kan op grond van goed koopmansgebruik geen rekening worden gehouden met de negatieve waarde in het economische verkeer van een interest rate swap (IRS). De IRS is bedoeld ter afdekking van het risico voorvloeiend uit een lening van X die is aangegaan tegen een variabele rente. De (negatieve) waarde van de IRS komt wel tot uiting in de grondslag van box 3. De IRS behoort volgens het hof tot de in artikel 5.3, tweede lid, onderdeel f, van de Wet IB 2001 bedoelde ‘overige vermogensrechten met waarde in het economische verkeer'. Het gelijk op dit punt is aan X. Dit leidt tot vermindering van de aanslagen ib/pvv over de jaren 2007 en 2008. In zoverre is het hoger beroep van X gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Wet inkomstenbelasting 2001 5.3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Europees belastingrecht
Instantie: Hof Amsterdam