Hof Den Haag oordeelt dat de aanslagen zijn opgelegd door de directeur van BSGR, die is aangewezen als heffingsambtenaar. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Belanghebbende, X, is eigenaar en gebruiker van een woning gelegen in het gebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Aan hem worden met dagtekening 31 maart 2013 gecombineerd op één aanslagbiljet aanslagen watersysteemheffing (eigenarendeel en ingezetenendeel) en zuiveringsheffing woonruimten opgelegd. De aanslagen zijn opgelegd door het Openbaar Lichaam Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland.
Hof Den Haag (MK I, 26 oktober 2016, BK-16/00256, V-N Vandaag 2016/2458) oordeelt dat de aanslagen zijn opgelegd door een persoon die daartoe bevoegd is. De directeur van BSGR is rechtsgeldig aangewezen als heffingsambtenaar. Dat in het aanslagbiljet slechts gewag wordt gemaakt van de ‘Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland' en de heffingsambtenaar niet wordt genoemd, doet hieraan niet af. Het is - anders dan X kennelijk meent - niet nodig dat de naam of de functie van de heffingsambtenaar op het aanslagbiljet wordt vermeld. Onder verwijzing naar HR 3 juni 2016, nr. 15/03704, V-N 2016/30.27 oordeelt het hof dat de gemeenschappelijke regeling en het aanstellingsbesluit op de wettelijk voorgeschreven wijze zijn gepubliceerd. Het hof verwerpt ook het standpunt van X dat de verordeningen niet op de wettelijk voorgeschreven wijze zouden zijn gepubliceerd. Het hoger beroep van X is ongegrond.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen: