Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de naheffing bij de dochter rechtsgeldig is, ondanks dat de aanslag in eerste instantie aan de fiscale eenheid is opgelegd. Het maakt ook niet uit dat de tweede aanslag in december 2007 is opgelegd, terwijl de ontvoegingsbeschikking pas op 2 januari 2008 is afgegeven.

Belanghebbende, de heer X, is voorzitter van de Raad van Bestuur van B nv. De nv vormt samen met A bv een fiscale eenheid voor de BTW. In verband met de levering in juni 2006 van onroerende zaken door A bv, is een naheffingsaanslag opgelegd aan de fiscale eenheid. Op initiatief van X en na overleg met de inspecteur wordt de fiscale eenheid met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006 ontbonden. X wil op deze manier een herstart van B nv mogelijk maken. X gaat er ten onrechte vanuit dat A bv de aanslag wel kan betalen. In geschil is of X door de ontvanger vervolgens terecht aansprakelijk is gesteld voor de belastingschuld van A bv. Rechtbank Haarlem handhaaft de aansprakelijkstelling van ruim € 3,1 miljoen. X gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam oordeelt dat de naheffing bij A bv rechtsgeldig is, ondanks dat de aanslag in eerste instantie aan de fiscale eenheid is opgelegd. Het maakt ook niet uit dat de tweede aanslag in december 2007 is opgelegd, terwijl de ontvoegingsbeschikking pas op 2 januari 2008 is afgegeven. Voor het verbreken van de fiscale eenheid is het bestaan van deze beschikking namelijk geen constitutief vereiste. Aangezien X de ontvanger steeds heeft voorgehouden dat A bv de aanslag wel zou betalen, stelt X vergeefs dat de betalingsonmacht niet gemeld hoefde te worden omdat de ontvanger daarvan op de hoogte was. De aansprakelijkstelling is niet terecht voor de rente en de kosten. X kan ter zake namelijk persoonlijk geen verwijt worden gemaakt. Het beroep van X is slechts in zoverre gegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

2

Gerelateerde artikelen