Hof Amsterdam oordeelt dat X terecht aansprakelijk is gesteld voor de LB-schulden van A bv. De ontvanger maakt aannemelijk dat een kennelijk onbehoorlijke taakvervulling heeft geleid tot het achterwege blijven van de betalingen van de LB-schulden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X houdt de aandelen in A bv die de aandelen houdt in B bv. B bv exploiteert een advocatenkantoor. A bv doet maandelijks aangifte loonheffing maar voldoet de verschuldigde belasting grotendeels niet. In verband daarmee legt de inspecteur naheffingsaanslagen LB op aan A bv. Het advocatenkantoor in B bv wordt failliet verklaard. De ontvanger stelt X aansprakelijk voor een bedrag van € 194.464 aan onbetaald gebleven LB-schulden van A bv.

Hof Amsterdam (V-N 2022/24.1.8) oordeelt dat X terecht aansprakelijk is gesteld. De ontvanger maakt aannemelijk dat een kennelijk onbehoorlijke taakvervulling door X heeft geleid tot het achterwege blijven van de betaling van de LB-schulden. Het controlerapport biedt daartoe ruim voldoende aanknopingspunten. Er zijn verschillende bestuurshandelingen beschreven die voor de ontvanger dragend zijn voor de conclusie dat X kennelijk onbehoorlijk bestuur kan worden verweten. Een wezenlijk deel van deze handelingen is terecht gekwalificeerd als handelingen die geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden zou hebben verricht. Verder heeft X geweten dat zijn handelwijze tot gevolg zou hebben dat de belastingschulden van A bv onbetaald zouden blijven. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 36

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Instantie: Hoge Raad

Editie: 7 februari

24

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen