De heer X is gehuwd geweest met mevrouw Y. Uit deze relatie is in 1991 hun inmiddels schoolgaande zoon A geboren. Volgens het echtscheidingsconvenant hebben X en Y gezamenlijk het ouderlijk gezag over A. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij in 2006 recht heeft op een aftrek ter zake van uitgaven voor het levensonderhoud van de zoon. X gaat in hoger beroep.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat X voldoet aan de voorwaarde dat zijn bijdrage in het levensonderhoud van A tenminste € 386 per kwartaal beloopt. Niet in geschil is dat X recht heeft op kinderbijslag, zodat hij reeds daarom wordt geacht zijn zoon in belangrijke mate te onderhouden. X stelt voorts onweersproken in 2006 voor € 1.600 aan school- en boekengeld voor A te hebben uitgegeven. X heeft dus recht op aftrek ter zake van kosten van levensonderhoud van A ten belope van € 399 per kalenderkwartaal, dus voor € 1.596 in totaal. Het beroep van X is gegrond.