Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X recht heeft op aftrek van de voorbelasting. Dat de woning op 18 maart 2016 is opgeleverd, en de verhuur van de zolder pas op 1 juli 2016 is ingegaan, is daarbij niet van belang.
Belanghebbende, Maatschap X, bestaat uit de echtelieden A en B (de maten). Doel van de maatschap is de terbeschikkingstelling van een werkruimte van een te bouwen eigen woning. De maten sluiten eind 2014 een overeenkomst met betrekking tot de bouw van de woning. Medio 2015 sluiten X en D bv, waarvan B de aandelen houdt, een huurovereenkomst met betrekking tot de zolder. De woning is vervolgens op 18 maart 2016 opgeleverd. In geschil is de omvang van het zakelijk gebruik (30% of 38%), en of de woning op 18 maart 2016 zakelijk in gebruik is genomen. Volgens de inspecteur zijn A en B namelijk al in de woning getrokken, terwijl de huurovereenkomst met D bv pas per 1 juli 2016 is ingegaan. Rechtbank Gelderland oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de woning voor 38% zakelijk wordt gebruikt, en volgt het door de inspecteur gehanteerde percentage van 30%. Ten aanzien van de zakelijke ingebruikname van de zolderverdieping, stelt de rechtbank vast dat de woning (of de zolderverdieping) niet in X is ingebracht. Omdat de woning niet tot het bedrijfsvermogen van X behoort, kan er volgens de rechtbank geen sprake zijn van exploitatie voor de btw, en heeft X geen recht op aftrek van de voorbelasting met betrekking tot de woning.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de verleende teruggaven verhoogd moeten worden van 30% naar 34%. Ter zitting hebben partijen namelijk overeenstemming bereikt over het percentage belast gebruik van de woning. Ten aanzien van het recht op btw-teruggaaf, stelt het hof vast dat X van meet af aan de intentie heeft gehad de zolderverdieping belast te gaan verhuren en dat zij aan deze intentie direct en volledig uitvoering heeft gegeven. Het hof volgt hierbij de stelling van X dat de zolderverdieping tussen de oplevering van de woning en 1 juli 2016 gereed is gemaakt voor de verhuur. Volgens het hof is het onmiddellijk gebruik voor belaste handelingen ook niet van belang voor het ontstaan van het recht op aftrek. Omdat de inspecteur de voorbelasting ten onrechte heeft nageheven, vernietigt het hof de btw-naheffingsaanslagen.
Lees ook het thema Recht op aftrek van de btw; wanneer en hoeveel? Kijk ook een video over dit onderwerp op TaxVisions.nl.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Omzetbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 3 juli