Hof Amsterdam oordeelt dat de daggeldvergoedingen voor de chauffeurs van X bv onder de aftrekbeperking van art. 3.15 Wet IB 2001 vallen. Het hof overweegt daarbij dat van belang is dat feitelijk geen LB is afgedragen.

X bv drijft een transportonderneming. Met de inspecteur bestaat onenigheid over de aftrekbaarheid van de daggeldvergoedingen die X bv aan haar chauffeurs verstrekt. Volgens X bv behoren de daggeldvergoedingen niet tot de beperkt aftrekbare kosten, omdat ze in beginsel tot het loon behoren. Volgens de inspecteur vallen de daggeldvergoedingen wel onder de aftrekbeperking van art. 3.15 Wet IB 2001.

Hof Amsterdam oordeelt dat de daggeldvergoedingen voor de chauffeurs van X bv onder de aftrekbeperking van art. 3.15 Wet IB 2001 vallen. Het hof overweegt daarbij dat de daggeldvergoedingen weliswaar tot het loon behoren in de zin van art. 10 lid 1 Wet LB 1964, maar dat van belang is dat feitelijk geen LB is afgedragen. Of dat nou wordt veroorzaakt door toepassing van een gerichte vrijstelling dan wel (gedeeltelijk ook) door toepassing van de vrije ruimte, is niet van belang. Hierbij wordt ook nog opgemerkt dat de door X bv bepleite wetsuitleg niet overeenstemt met het evenwicht dat de wetgever beoogt tussen de aftrek van gemengde kosten in de winstsfeer en de toekenning van voor de LB-heffing onbelaste vergoedingen voor dergelijke kosten. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.15

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 2 april

17

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen