Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de btw-vrijstelling bij uitvoer niet van toepassing is op de door L.Č. IK verrichte dienst. De door L.Č. IK verrichte dienst wordt namelijk niet rechtstreeks voor de afzender of de ontvanger van de goederen verricht.

Atek SIA zorgt voor het vervoer van in doorvoer zijnde goederen van de haven van Riga naar Wit-Rusland. Atek schakelt daartoe L.Č. IK in. Het vervoer geschiedt met voertuigen die L.Č. IK huurt van Atek. Hierbij fungeert Atek als vervoerder, en neemt L.Č. IK het besturen van de voertuigen, de reparaties, het bijtanken van brandstof, alsook de douaneformaliteiten aan de grensovergangen, het bewaken van de goederen, hun levering aan de ontvanger en de voor het laden en lossen van de goederen noodzakelijke activiteiten voor haar rekening. L.Č. IK past op haar diensten het 0%-tarief toe, omdat er volgens haar sprake is van diensten die verband houden met doorvoer. De Letse Belastingdienst is echter van mening dat de door L.Č. IK verrichte diensten niet gelijk kunnen worden gesteld met diensten van expediteurs of vervoersagenten. De Letse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de btw-vrijstelling van art. 146 lid 1 onderdeel e Btw-richtlijn niet van toepassing is op de door L.Č. IK verrichte dienst. Het Hof van Justitie EU overweegt daarbij dat de dienst die L.Č. IK verricht weliswaar verband houdt met het vervoer van goederen naar een derde land, maar dat L.Č. IK deze dienst niet rechtstreeks voor de afzender of de ontvanger van die goederen verricht.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 3 juli

175

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen