Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de heer X niet aannemelijk maakt dat hij sinds de start van zijn onderneming ten minste 1.225 uren heeft besteed aan werkzaamheden voor zijn onderneming.

Belanghebbende, de heer X, is advocaat en hij is tot medio 2013 in loondienst bij een stichting voor drie dagen per week. Na het faillissement van de stichting neemt de 61-jarige X 79 dossiers uit de gefailleerde advocatenpraktijk over tegen een koopprijs van € 11.348. X start medio augustus zijn eigen praktijk. Het kantoor huurt hij echter al sinds 1 juli 2013. In geschil is of X in zijn IB-aangifte over 2013 terecht de zelfstandigenaftrek claimt. Volgens Rechtbank Noord-Nederland heeft de inspecteur de aftrek terecht geweigerd. X stelt in hoger beroep in totaal 2.200 uren aan de onderneming te hebben besteed.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij sinds de start van zijn onderneming ten minste 1.225 uren heeft besteed aan werkzaamheden voor zijn onderneming. X stelt vergeefs dat hij hiertoe in beginsel dagelijks van 9 tot 5 beschikbaar was. Naast zijn praktijk vervulde hij namelijk een groot aantal nevenfucties. Er zijn voorts geen gegevens verstrekt over de in zijn praktijk gewerkte uren. In de agenda is wel vermeld wanneer uren niet aan de praktijk zijn besteed, maar er valt dus niet uit af te leiden hoeveel uren daaraan wel zijn besteed. Voorts is niet aannemelijk dat X ten behoeve van zijn permanente educatie gemiddeld circa 19 reisuren per cursus zou hebben gemaakt. Ten aanzien van de gestelde ontwikkel- en acquisitie-uren heeft X zich beperkt tot een achteraf gemaakte schatting. Elk verifieerbare gegeven met betrekking tot die uren ontbreekt dus. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.6

Wet inkomstenbelasting 2001 3.76

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 3 juli

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen