Belanghebbende, X, werkt in 2008 praktisch het gehele jaar in het buitenland. Bij het toerekenen van de verlofdagen hanteert A bv, de werkgeefster van X, het lifostelsel. A bv rekent de verlofdagen van X over april toe aan India, omdat X voorafgaand aan het opnemen van het verlof, in India heeft gewerkt. Volgens de inspecteur onderbreken deze verlofdagen de driemaandstermijn van art. 38 AWR, zodat van fictieve onderworpenheid – voor de voorkoming van dubbele belasting – geen sprake is. X is het hier niet mee eens. Verder is in geschil of X recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor de drie dagen dat X een cursus heeft gevolgd.
Rechtbank Breda oordeelt dat de opgenomen verlofdagen in de weg staan aan de fictieve onderworpenheid ex art. 38 AWR. Volgens de rechtbank is het door A bv gehanteerde lifostelsel niet onlogisch of onredelijk jegens de werknemers en zijn de verlofdagen dan ook terecht aan India toegerekend. Voor de drie cursusdagen heeft X wel recht op een tegemoetkoming. Volgens de rechtbank zijn de cursusdagen namelijk aan te merken als een ‘gewone arbeidsonderbreking' die moet worden toegerekend aan de daaraan voorafgaande werkzame periode. Het beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 38
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Internationaal belastingrecht
Instantie: Rechtbank Breda
Editie: 29 mei