Hof Amsterdam oordeelt dat een door de Hoge Raad gewezen arrest geen bijzondere omstandigheid is die kan leiden tot een keuzeherziening van de vermogensetikettering van een huurwoning.
De eenmanszaak van X is gevestigd op het adres van zijn huurwoning. De huurwoning is keuzevermogen dat X bij ingebruikname en alle opvolgende jaren tot zijn privévermogen rekent. In de herziene aangifte IB/PVV 2014 neemt X zijn huurkosten op als ondernemingskosten en beroept zich hiervoor op HR 12 augustus 2016, nr. 15/01994, BNB 2016/211, V-N 2016/41.6 en op de hogere winst dan voorgaande jaren. De inspecteur stelt dat geen sprake is van een bijzondere omstandigheid die deze keuzeherziening kan rechtvaardigen. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur de herziening terecht weigert. Het wijzen van het arrest door de Hoge Raad is geen bijzondere omstandigheid die herziening rechtvaardigt, aangezien het arrest slechts een einde maakte aan een onzekerheid die ten tijde van het doen van X’ aangifte IB/PVV 2014 reeds bestond. Ook leidt een eventuele hogere winst niet tot gewijzigd gebruik van de werkkamer in de woning, waardoor geen sprake kan zijn van een bijzondere omstandigheid. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 9.6
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8