Belanghebbende, X, heeft de Afghaanse nationaliteit en sinds april 2012 een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. In juli 2015 is de verblijfsvergunning met terugwerkende kracht tot juni 2013 ingetrokken omdat X bij de Afghaanse autoriteiten heeft verzocht om een nieuw Afghaans paspoort en hij uit eigen beweging twee keer is teruggekeerd naar Afghanistan. Het bezwaar en beroep van X tegen die beslissing zijn ongegrond verklaard. X is hiertegen in hoger beroep gegaan. Voor het jaar 2016 zijn aan X voorschotten zorgtoeslag en huurtoeslag verleend, die einde 2016 zijn herzien tot nihil omdat X geen rechtmatig verblijf houdt. X gaat in beroep tegen die herziening en stelt dat hij rechtmatig in Nederland verblijf houdt omdat hij de vreemdelingenrechtelijke procedure mag afwachten en beroept zich op een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 april 2016.
Rechtbank Den Haag oordeelt echter dat X op het moment van toekenning van de voorschotten weliswaar procedureel rechtmatig verblijf heeft, maar dat hij zelf een situatie in het leven heeft geroepen die ertoe moet leiden dat zijn verblijfsvergunning met terugwerkende kracht zal worden ingetrokken. Onder die omstandigheden heeft X redelijkerwijs kunnen begrijpen dat de zorg- en huurtoeslag ten onrechte is verleend. De rechtbank oordeelt dat er in een geval als van X, anders dan in de voornoemde uitspraak van 13 april 2016 geen grond is voor toepassing van het rechtszekerheidsbeginsel. De inspecteur heeft terecht het standpunt ingenomen dat de voorschotten moeten worden terugbetaald. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 26
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 16