Belanghebbende (de f.e. R nv) is een investeringsmaatschappij die zich bezig houdt met de verhuur van onroerende zaken, financierings-, managements- en consultancyactiviteiten. Tevens verricht zij werkzaamheden met betrekking tot het aan- en verkopen van participaties. Voor het begeleiden van een bedrijfsovername reikt belanghebbende een factuur van ruim $ 1 mln uit zonder vermelding van btw. De inspecteur is van mening dat de door belanghebbende verrichte dienst in Nederland is gelegen en legt een btw-naheffingsaanslag op. Rechtbank Haarlem oordeelt – onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 10 januari 2001 (nr. 34973, BNB 2001/119) – dat de door belanghebbende verrichte diensten functioneel en causaal met elkaar verbonden zijn en derhalve als één (samengestelde) dienst moeten worden aangemerkt. Deze dienst kan volgens de rechtbank niet worden gerekend tot de diensten die hoofdzakelijk en gewoonlijk door de in art. 6, lid 2, onderdeel d, ten derde, Wet OB met name genoemde beroepsbeoefenaren worden verricht. Volgens de rechtbank moet de dienst van belanghebbende worden bepaald aan de hand van art. 6, lid 1, Wet OB, zodat de plaats van dienst in Nederland moet worden gesitueerd.
Hof Amsterdam (MK II, 4 november 2010, P09/00023, V-N 2011/9.1.2) is het met de rechtbank eens dat de door belanghebbende verrichte werkzaamheden moeten worden aangemerkt als één dienst, die bestaat uit het initiëren en begeleiden van een traject met het oog op de besluitvorming inzake het al dan niet verwerven van een aandelenparticipatie. Ook is het hof het met de rechtbank eens dat de plaats van deze dienst moet worden bepaald aan de hand van art. 6, lid 1, Wet OB. De dienst is volgens het hof in Nederland verricht. Het hof handhaaft de naheffingsaanslag. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).