Hof Den Haag oordeelt in navolging van Rechtbank Den Haag dat X voor het hofje belastingplichtig is voor de verhuurderheffing.

Belanghebbende, X, is een stichting. Zij is beheerder van een historisch hofje. De veertig hofjeswoningen worden tegen geringe vergoedingen in gebruik gegeven aan onvermogende, alleenstaande vrouwen. Rechtbank Den Haag oordeelt dat uit de parlementaire behandeling van de Wet verhuurderheffing blijkt dat voor particuliere hofjesstichtingen geen uitzondering wordt gemaakt. Het beroep van X is ongegrond, de naheffingsaanslag verhuurderheffing van € 399 blijft in stand.

Hof Den Haag oordeelt in navolging van Rechtbank Den Haag dat X voor het hofje belastingplichtig is voor de verhuurderheffing. Het hof verwerpt de opvatting van X dat vanwege de geringe maandelijkse vergoeding geen sprake is van verhuur. De betaling van gemiddeld € 50 per maand door de huurders aan X is volgens het hof (wel degelijk) aan te merken als huur als bedoeld in art. 7:201 BW en niet als een symbolische vergoeding. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat voor personen die behoren tot de doelgroep van X een bedrag van gemiddeld € 50 per maand, naast de maandelijkse betalingen voor energie en water, geenszins verwaarloosbaar is. Verder is de hoogte van de betaling niet voor alle woningen gelijk, doch afgestemd op hetgeen de bewoonster als tegenprestatie voor de betaling verkrijgt.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet verhuurderheffing 2

Wet verhuurderheffing 4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Verhuurderheffing

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 28 januari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen