Hof Arnhem oordeelt dat de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard voor zover het beroep van X is gericht tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering.

Belanghebbende, X, verzoekt de gemeente Nijmegen per brief van 8 augustus 2010 om de WOZ-waarden van haar woning over de jaren 2007 en 2008 te verminderen tot € 268.000. De heffingsambtenaar merkt de brief aan als bezwaren tegen de WOZ-beschikkingen over deze jaren en verklaart deze bezwaren wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk. Rechtbank Arnhem verklaart de door X ingestelde beroepen vervolgens ongegrond voor zover ze zijn gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaringen en verklaart zich onbevoegd voor zover de beroepen zijn gericht tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering.

Hof Arnhem oordeelt dat de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard voor zover het beroep van X is gericht tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering. Het hof overweegt dat tegen een beslissing op een verzoek om ambtshalve vermindering op grond van art. 26 AWR geen bezwaar of beroep openstaat. De beslissing op een dergelijk verzoek vormt in het onderhavige geval een primair besluit. De rechtbank had het beroep van X tegen de afwijzende beslissing dan ook niet-ontvankelijk moeten verklaren. Het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaringen is door de rechtbank wel terecht ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft namelijk terecht besloten de bezwaren wegens een niet verschoonbare termijnoverschrijding niet-ontvankelijk te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof Arnhem

0

Gerelateerde artikelen