Het verdrag bevat een bepaling over verdragstoepassing bij hybride entiteiten; een bepaling die stelt dat situaties van een dubbele woonplaats van lichamen voor de toepassing van het Verdrag worden beslecht op basis van onderling overleg; en maatregelen tegen het kunstmatig ontgaan van een vaste inrichting. Verder geldt een bezitsperiode van ten minste 365 dagen voordat aanspraak kan worden gemaakt op het verlaagde bronheffingstarief voor deelnemingsdividenden. Ook zijn er aangescherpte criteria om te beoordelen of sprake is van een zogenoemd onroerendezaaklichaam . De verplichting dat de verdragsluitende staten over en weer rekening houden met (winst)correcties die bij ondernemingen worden aangebracht in overeenstemming met het arm’s-length-beginsel. Er is uitbreiding van de mogelijkheden om geschillen met betrekking tot de toerekening van winst aan vaste inrichtingen of de toepassing van het arm’s-length-beginsel te beslechten door middel van verplichte en bindende arbitrage; en een maatregel met als doel de aanspraak op verdragsvoordelen over inkomen te beperken als dat inkomen in de staat waar de ontvanger ervan is gevestigd, wordt vrijgesteld omdat het inkomen wordt toegerekend aan een vaste inrichting in een derde rechtsgebied dat dit inkomen niet of slechts beperkt belast.
De leden van de beide Kamers hebben tot 10 november 2022 om de wens tot uitdrukkelijke goedkeuring uit te spreken.
[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Internationaal belastingrecht
Regelgevende instantie: Staten-Generaal