Op 28 juli 2002 overlijdt A. Tot de nalatenschap waarvan belanghebbende, X, een derde gedeelte heeft verkregen behoort de helft van een landbouwbedrijf. Bij de vaststelling van de geconserveerde waarden heeft de inspecteur de waarde van de onderneming bepaald met inachtneming van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. Partijen verschillen van mening over de berekening van de voorzettingswaarde van artikel 35c, eerste lid, SW 1956. De schulden zijn bij de berekening van de voorzettingswaarde door de inspecteur niet in aanmerking genomen. De Hoge Raad overweegt dat Hof Arnhem terecht heeft beslist dat het in het besluit van 12 februari 2004, nr. CPP2004/322M, V-N 2004/14.26 opgenomen rekenmodel aftrek van langlopende schulden uitdrukkelijk uitsluit bij de berekening van de voortzettingswaarde. Het hof heeft ook terecht beslist dat de erfgenamen de voortzettingswaarde, in afwijking van het rekenmodel, op andere wijze mogen berekenen. Omdat het hof niet is ingegaan op de door X ter zitting van het hof gedane bewijsaanbod om de voorgestane berekening van de voortzettingswaarde nader te onderbouwen is het geding verwezen naar Hof 's-Hertogenbosch.
Verwijzingshof 's-Hertogenbosch verklaart het hoger beroep van X gegrond. Het hof volgt de berekening van de voortzettingswaarde van de onderneming buiten het rekenmodel om onder gebruikmaking van de DCF-methode. Daarbij wordt uitgegaan van de aftrek van de schulden en een contant gemaakte restwaarde van de onderneming na 15 jaar zonder de correctie van de restwaarde van het melkquotum, omdat die waarde terug te vinden is in de berekeningen van de jaarlijkse cashflow aan melkopbrengsten. De staatssecretaris van Financiën stelt beroep in cassatie in.
De Hoge Raad overweegt dat het hof er terecht vanuit is gegaan dat de voortzettingswaarde in dit geval kan worden berekend volgens een DCF-methode. Bij de berekening van de voortzettingswaarde dienen de schulden van de onderneming in aanmerking te worden genomen. Volgens de Hoge Raad heeft het hof echter ten onrechte bij de berekening geen rekening gehouden met de restwaarde van de tot de onderneming behorende productiequotum. Volgt verwijzing naar Hof Amsterdam. Het beroep in cassatie is gegrond.