De heer X is van september 2001 tot oktober 2002 bestuurder en enig aandeelhouder van Y bv. Y bv is opgericht in september 2001 en handelt in mobiele telefoons. Y bv heeft volgens de inspecteur in 2001 en 2002 ter zake van intracommunautaire transacties ten onrechte het nultarief toegepast. Y bv is in 2005 ontbonden. In 2007 verzoekt de ontvanger de vereffening van Y bv te heropenen. Vervolgens is aan de vereffenaar in december 2007 een duplicaat gezonden van de naheffingsaanslag omzetbelasting uit december 2006. In geschil is of X als bestuurder terecht aansprakelijk is gesteld voor de niet betaalde aanslag, alsmede voor de heffingsrente, kosten en invorderingsrente. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de aanslag voor wat betreft 2001 te laat is opgelegd. De aansprakelijkstelling wordt ook verlaagd voor wat betreft de heffingsrente en wel tot een bedrag van € 33.942. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam (MK III, 17 februari 2011, P09/00471) oordeelt dat de beschikking heffingsrente niet terecht is omdat de inspecteur reeds in 2002 over alle benodigde gegevens beschikte. Het feit dat de inspecteur de zaak destijds bij de FIOD heeft aangemeld, dat die instantie er jaren mee bezig is geweest en er uiteindelijk niets mee heeft gedaan, kan X niet worden aangerekend. X kan dus niet aansprakelijk worden gehouden voor de heffingsrente. Het beroep van X is in zoverre gegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Lees ook het thema Bestuurdersaansprakelijkheid.