De heer X en mevrouw X-Y zijn een echtpaar. X en X-Y zijn aandeelhouders/bestuurders van B Holding bv, welke bestuurder en enig aandeelhouder is van A bv. In 2007 wordt bij een boekenonderzoek vastgesteld dat door A bv jarenlang te lage btw-aangiften zijn gedaan. De opgelegde naheffingsaanslag en de boete van 25% kan A bv niet betalen. In september 2007 gaat A bv failliet. X en X-Y stellen dat zij als bestuurders vervolgens ten onrechte in privé aansprakelijk zijn gesteld. Rechtbank 's-Gravenhage stelt X en X-Y in het gelijk. Hof 's-Gravenhage oordeelt echter dat het doen van btw-aangiften die niet overeenstemmen met de administratie verwijtbaar is als opzet c.q. grove schuld. Vanwege deze opzet c.q. grove schuld was geen rechtsgeldige mededeling van betalingsonmacht mogelijk. X en X-Y stellen in cassatie dat het hof ten onrechte voorbij is gegaan aan hun stelling dat reeds in 2004 per brief betalingsonmacht is gemeld.
De Hoge Raad oordeelt dat de mededeling van betalingsonmacht slechts kan worden gedaan voor zover met betrekking tot nageheven belasting geen sprake is opzet of grove schuld van A bv. Het hof heeft – in cassatie onbestreden - geoordeeld dat sprake is van opzet of grove schuld van A bv. Weliswaar hoeft niet telkens opnieuw betalingsonmacht te worden gemeld (zie Hoge Raad 16 maart 2007, nr. C05/220HR), maar dit geldt slechts voor belastingbedragen die zijn aangegeven. Er kan dus in het midden blijven of de brief uit 2004 kan worden aangemerkt als een mededeling van betalingsonmacht. Het beroep van X en X-Y is ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Invordering
Instantie: Hoge Raad (Civiele kamer)