De Hoge Raad oordeelt dat X niet expliciet is teruggekomen op zijn hoorverzoek uit het pro forma bezwaarschrift. Uit het feit dat X in zijn e-mailbericht waarin hij het bezwaar heeft toegelicht niet is teruggekomen op zijn eerdere hoorverzoek, mocht de inspecteur niet zonder meer afleiden dat X afstand had gedaan van zijn hoorrecht.

Belanghebbende, X, maakt pro forma bezwaar tegen een aanslag IB/PVV 2015 en verzoekt daarbij te worden gehoord. Per brief van 22 mei 2017 deelt de inspecteur mee dat hij voornemens is het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk te verklaren, maar hij X nog de gelegenheid biedt om het bezwaar mondeling toe te lichten. Per e-mail van 13 juni 2017 geeft de gemachtigde van X een toelichting op het bezwaar, zonder terug te komen op het horen. Op 15 juni 2017 verklaart de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk, zonder X te horen. Rechtbank Den Haag oordeelt dat van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaar geen sprake is, maar dat de inspecteur er vanuit mocht gaan dat X niet meer gehoord wilde worden (art. 7:3 onderdeel d Awb). Hof Den Haag sluit zich bij het oordeel van de rechtbank aan.

De Hoge Raad oordeelt dat X niet expliciet is teruggekomen op zijn hoorverzoek uit het pro forma bezwaarschrift. Uit het feit dat X in zijn e-mailbericht waarin hij het bezwaar heeft toegelicht niet is teruggekomen op zijn eerdere hoorverzoek, mocht de inspecteur niet zonder meer afleiden dat X afstand had gedaan van zijn hoorrecht (vgl. HR 15 mei 2009, nr. 08/00437, V-N 2009/24.9). De Hoge Raad wijst de zaak terug naar de inspecteur met de opdracht X alsnog te horen.

Lees ook het thema Bezwaar: het gesloten stelsel van rechtsbescherming

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:3

Algemene wet bestuursrecht 7:2

Algemene wet bestuursrecht 6:11

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 21 januari

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen