Rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat de in een man-vrouw-firma geëxploiteerde winkel geen bron van inkomen vormt. Dit vanwege het ontbreken van een redelijke voordeelsverwachting.

Belanghebbende, X, werkt fulltime bij B bv. Daarnaast exploiteert X samen met zijn echtgenote, in firmaverband, een winkel. De jaren 2005 tot en met 2014 zijn verliesgevend. De negatieve resultaten zijn volledig aan X toegerekend. Naar aanleiding van een boekenonderzoek maakt de inspecteur winstcorrecties omdat hij de verdeling van het resultaat niet zakelijk vindt. Gevolg zijn de aan X opgelegde (navorderings)aanslagen ib/pvv over de jaren 2011 tot en met 2014. De inspecteur stelt de winst-/verliesverdeling tussen X en zijn echtgenote vast op 50%-50%. X komt in beroep.

Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant mocht de inspecteur uitgaan van de juistheid van de door een professioneel administratiekantoor ingediende aangiften van X. De winstverdeling bleek daar niet uit. Met de tijdens het boekenonderzoek geconstateerde winst-/verliesverdeling en de daarbij gebleken feiten over de bedrijfsvoering beschikt de inspecteur dan over een voor navordering vereist 'nieuw feit'. Volgens de rechtbank ontbreekt in de in geschil zijnde jaren een redelijke voordeelsverwachting. Er is geen sprake van een bron van inkomen. De (navorderings)aanslagen zijn daarom eerder te laag dan te hoog vastgesteld. Mocht niettemin sprake zijn van een bron van inkomen, dan is de door de inspecteur toegepaste correctie op de resultaattoerekening terecht. De beroepen zijn ongegrond.

Lees ook het thema Navordering

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 21 januari

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen