Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur kan navorderen. Het hof wijst er daarbij op dat er sprake is van een herverdeling van de gezamenlijke inkomensbestanddelen in de zin van art. 16 lid 2 onderdeel b AWR. Een nieuw feit is dan niet vereist. De navorderingsaanslag blijft in stand.

De inspecteur legt op 25 juli 2014, conform de aangifte, een voorlopige IB-aanslag 2013 op aan X. X moet € 122.707 betalen. In april 2015 wordt de primitieve aanslag opgelegd. Naar aanleiding van een in mei 2015 ingediend verzoek om de gezamenlijke inkomensbestanddelen te herverdelen, vermindert de inspecteur de aanslag op 28 augustus 2015. X ontvangt € 121.001. Vervolgens vermindert de inspecteur de aanslag nog eens op 4 september 2015, in verband met een uiteindelijk toch gehonoreerde aftrekpost. Tenslotte legt de inspecteur een IB-navorderingsaanslag 2013 op aan X, omdat in een herziene aangifte van 13 augustus 2015 de gezamenlijk inkomensbestanddelen weer anders worden verdeeld. X moet nu € 126.750 betalen. X is het hier niet mee eens. Volgens hem is er namelijk sprake van een ambtelijk verzuim. X stelt daarbij dat de inspecteur de in augustus 2015 verstrekte stukken had moeten betrekken in de verminderingsbeschikkingen van 28 augustus 2015 en 4 september 2015.

Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur kan navorderen. Het hof wijst er daarbij op dat er sprake is van een herverdeling van de gezamenlijke inkomensbestanddelen in de zin van art. 16 lid 2 onderdeel b AWR. Een nieuw feit is dan niet vereist. De navorderingsaanslag blijft in stand.

Lees ook het thema Navordering

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 24 augustus

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen