C presenteert zich bij de verkoop van een auto aan A, met toestemming van W, als W. C factureert vervolgens W voor de levering van de auto waarop W een hoger bedrag in rekening brengt aan A. W overhandigt de factuur aan C, die deze daarop doorstuurt naar A. De Duitse fiscus honoreert het verzoek van A om de voorbelasting in aftrek te mogen brengen niet. Volgens de fiscus had A op de hoogte moeten zijn van de belastingontduiking door C. De Duitse rechter stelt een prejudiciële vragen in deze zaak.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de fiscus A het recht op aftrek van voorbelasting kan weigeren. Dit geldt wanneer A wist of had moeten weten van de door de oorspronkelijke verkoper bij de eerste koop gepleegde BTW-fraude. Dat de eerste koper zelf ook op de hoogte van die fraude doet daar niet aan af. Als A wist of had moeten weten dat de verkoop verband hield met fraude, heeft hij geen recht op BTW-aftrek ook dan niet als de fraude slechts ziet op een gedeelte van de verschuldigde BTW.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie